95 van een onafhankelijke breedtebepaling, waarbij een natuurlijke horizon gebruikt kon worden, zodat stuurman Clement in zijn element geraakte. (Lengtebepaling was uiteraard nog niet mogelijk.) Deze leverde een verschil van 25' met de berekende breedte op. Maar dit door stuurman Clement verkregen betere resultaat werd niet geaccep teerd door landmeter Wentzel, daar deze laatste in gezag boven de stuurman stond. Daarom vertoont Wentzels kaart een systematische fout, die, wat de breedte betreft, verklaard moet worden uit het ge bruiken van een verkeerde waarde voor de miswijzing van het kompas. Wat was de drijfveer tot dergelijke ondernemingen als de tocht van vaandrig Beutler? De geschriften van de V.O.C. vermelden ,,de ont- deckinge van voor de Edle Comp. profijtelijke saken" als het streven van deze expedities. Het mag wel als zeker worden beschouwd, dat men ook met een behoorlijke portie gouddorst behept was. Maar het zou nog een eeuw duren voordat men de goudvelden (die veel noorde lijker lagen dan men vóór 1800 gekomen was) ontdekte. Reeds Simon van der Stel maakte vóór het jaar 1700 een tocht naar die „gele ber gen", die ten Noorden van de Kaap gelegen zouden zijn. Dit bleken koperbergen te zijn. Het resultaat van de tocht van Gouverneur van der Stel (i685-'86) is reeds neergelegd in een primitieve kaart, door de Gouverneur zelf vervaardigd. Tot een volgende expeditie naar deze noordelijke landstreken werd in 1761 besloten. De bestuurders aan de Kaap bereikte de mare van een machtig volk, in het Noorden gezien, van een gele huidskleur en gekleed in lange witte gewaden. De V.O.C.die van de Kaffers en de Hottentotten niet veel wijzer gewor den was, besloot dit (legendarische) volk te ontdekken. Daartoe werd een expeditie onder leiding van de burger Hendrik Hop uitgerust. Onder de deelnemers bevond zich landmeter C. F. Brink. In het journaal van deze tocht, dat bewaard gebleven is, vinden we de instructies voor Brink: „de landmeter Carel Frederik Brink, ten eynde niet alleen van de te ontdeckene, onbekende landen, een behoorlijke caart te for- meeren, maar ook van de dagelijxe voorvallende saaken aantekening te houden, hebbende wijders bij zig den thuynier Johan Andreas Auge ter versameling van alle vreemde en hier nog onbekend sijnde saad- en plantgewasschen." Het resultaat van deze expeditie was natuurlijk niet het ontdekken van de fantastische volksstam in het Noorden, maar wel een grote hoeveelheid feitenmateriaal van geografische aard. Men overschreed hier voor het eerst de mond van de Grote (Oranje-) rivier en trok tot op 26 0 Z.-breedte in het tegenwoordige Zuid-West-Afrika. Voorts gaf deze tocht aanleiding tot een kaart van grote afmetingen, door landmeter Brink getekend en tot op heden goed bewaard gebleven. Doch het was niet met deze (geheime) kaart, dat Brink zijn expeditie aan het publiek demonstreerde. Hij stelde zijn ervaringen te boek. Zij verschenen in 1778 te Amsterdam in druk onder de titel: „Nouvelle Description du Cap de Bonne Espérance, avec un Journal historique d'un Voyage de Terre, fait par ordre du Gouverneur feu Mgr. Rijk Tulbagh, dans l'intérieur de l'Afrique, par une caravane de quatre

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1952 | | pagina 45