54 27> jg- 1947 biz. 17, slotwoord in jg. 1950 biz. 3. Zij vergeten echter dat men een methode moet toepassen waar hij thuishoort. Massale eenvormige berekeningen, waar weinig of geen controle op de gegevens behoeft te worden uitgeoefend, zullen wel nooit meer anders dan met een rekenmachine worden uitgevoerd. Bij hoofdpunten van een meet kundige grondslag, waaraan zoveel andere metingen en vele grenzen moeten worden opgehangen, is daarentegen juist een zo goed mogelijke controle van essentieel belang. De praktijk heeft wel uitgewezen, dat de meerdere tijd, besteed aan een zorgvuldige verkenning en bereke ning van een driehoekspunt, rijkelijk vergoed wordt door de versterkte zekerheid in het raamwerk van het gehele meetprogramma. Een ander punt is of de verkenning niet sneller en doelmatiger kan worden uitgevoerd dan met behulp van de methode Tienstra. Ik sluit mij hier aan bij de mening van De Groot, dat in sommige ge vallen een andere methode de voorkeur kan verdienen. 1. Methoden en hulpmiddelen voor de verkenning. Bij meer ingewikkelde gevallen van puntsbepaling (enkele series rich tingen, al of niet excentrisch gemeten), speciaal bij achterwaartse snijding, meen ik inderdaad de volgende verkenningsmethode te mogen aanbevelen. Evenals bij de methode Tienstra vervaardigt men een overzichtskaart van alle gegeven en te berekenen punten op schaal (bv. door kopiëring van op de topografische kaart 150000 ingeschetste punten). Voor het te bestuderen punt kopieert men de benodigde punten van deze kaart en construeert met het nomogram Kad. nr. 51 de inverse figuur. Even tueel noodzakelijke zwaartepuntsverschuivingen laat men echter achter wege. Hierna past men de a's en b's (richtingscoëfficientenvan alle ver kende richtpunt _n uit t.o.v. het a, t-assenkruis (positieve a-as, respec tievelijk positieve b-as, evenwijdig met de negatieve F-as, respectievelijk de positieve X-as, met oorsprong in het beschouwde te berekenen punt), rekening houdend met de schaal 1s van de inverse figuur. Berekent men dan bt (i 1,..., nmet n als het aantal te meten richtingen) bv. met de rekenliniaal, dan is het voordeel van deze methode, dat voor verschillende te beproeven combinaties van achterwaartse richtingen slechts de reductietermen 1 [a*] [1bk\, \bk]2 (k m> m n) voor iedere combinatie nieuw berekend behoeven te worden. Invoering van ongelijke gewichten voor de richtingen vormt een complicatie, maar dit zelfde geldt voor de methode Tienstra; ter vereenvoudiging van het betoog laten wij deze complicatie, als niet essentieel, buiten beschouwing. Voor iedere gedachte combinatie van voor- en achterwaartse rich tingen berekent men dan

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1952 | | pagina 4