98
Als bijdragt' tot een beter begrip zij nog vermeld, dat de meeste van
deze manuscriptkaarten grote afmetingen hebben. Een formaat van
1,00 X 0,60 m is zeer normaal. Het merendeel is groter en culmineert
in een kaart van Friderici en Jones van 4,00 X 1,00 meter.
Verder moet men zich realiseren, dat voor de opmetingen langdurige
reizen in de bergen nodig waren. Men was soms meer dan 600 km van
huis. De ontberingen en de gevaren, die aan zulke expedities verbonden
waren, zijn niet te boek gesteld. De gedachte er aan doet ons de kaarten
met nog meer ontzag beschouwen.
Behalve de naam van de gezworen landmeter Leysten (die we reeds
noemden in verband met een kaart van het binnenland) bevat het
bovenstaande lijstje nog de naam van Wernick, die zijn werkstukken
eveneens ondertekent met de titel gesw. landmeter. Van hem stammen
enkele fijn getekende topografische kaarten, alle betrekking hebbende
op details uit het binnenland. Wernick was niet ingeschakeld bij het
werk van de genie, doch leverde zijn bijdragen tot de kaartering van
Compagniesposten binnen de Kaapkolonie. Interessant is ook zijn route
polygoon langs de Bergrivier, waarvan de meetlijnen nog in potlood
op zijn kaartering voorkomen. Behoudens de betere artistieke opwer
king is deze kaart naar opzet en inhoud het evenbeeld van de moderne
routekaart uit ongekaarteerde gebieden.
Het is gebleken, dat enkele van de kaarten, bestemd voor het
defensiewezen, in meervoud zijn vervaardigd. Duplicaten werden aan
getroffen in Nederlandse archieven. Wegens het ontbreken van de licht-
spregel werd voor dit kopiëren de „doorprikmethode" (sommige kaar
ten vertonen gaatjes in de situatielijnen) of de „ruitennetmethode" toe
gepast. Daartoe werden het origineel en het papier bestemd voor de
kopie van hetzelfde rechthoekige ruitennet voorzien. Aan de hand van
dit net werd de situatietekening op de kopie overgebracht. Hetzelfde
procédé werd gevolgd voor het verkleinen van tekeningen.
Van de overzichtskaarten der gehele Kaapkolonie zijn, met uitzonde
ring van de kaart van landmeter Wentzel, geen kopieën bekend. Het
is dus waarschijnlijk, dat men vóór het terugvinden van de collectie in
het archief van de Topografische Dienst geen inzicht kon hebben in
de gang van zaken bij de kaartering van de Kaapkolonie vóór 1791.
Verschillende opmerkingen, voorkomende in de literatuur, bevestigen
dit vermoeden.
Met enkele zeer interessante passages uit een oud reisverhaal van de
Engelsman Sir John Barrow, secretaris van de eerste Engelse gouver
neur na 1795, wordt dit artikel besloten. Na kennisname van hetgeen
de Hollanders in de Kaapkolonie op kartografisch gebied vóór 1791
hadden gepresteerd, moet het ons wel zeer vreemd voorkomen, wanneer
Barrow in 1801 schrijft:
„at the capture, singular as it may appear, we were entirely ignorant
of all the points that were most material to be known. There was not
a survey of one of the bays... not a single map that took in one tenth
part of the colony."
Maar wanneer het blijkt, dat Gouverneur Van de Graaff in 1791