124
In de eerste plaats bracht de verzwakking van de betekenis van de familie
als maatschappelijke eenheid, die zich ook binnen de oorspronkelijk gerech
tigde familiegroep deed gelden, met zich mee, dat de geneigdheid om
iemand bepaalde rechten toe te kennen, vanwege deze vaak verre familie
verwantschap als zodanig, geleidelijk verdween. In de tweede plaats leidde
de accentuering van de rechten van de rechthebbenden ten opzichte van de
buitenstaanders ertoe, dat ook de rechten naar binnen nauwkeurig dienden
te worden afgegrensd. Het systeem der waardelen ontstond en het was op
grond van het bezit van deze waardelen, niet meer op grond van het lidmaat
schap van de oorspronkelijke familiegroep, dat men bepaalde rechten kon
doen gelden. Tenslotte leidde zowel de verzwakking van de familieband als
de duidelijke en scherpe afpaling van de individuele rechten er toe, dat de
mogelijkheid van verkoop van deze rechten ook aan buitenstaanders ont
stond. Wel heeft zich een zeker recht van voorkeur van de familie bij ver
koop van grond nog eeuwenlang gehandhaafd.
Opmerkelijk is, dat wij in tegenstelling tot hen, die sterk de nadruk legden
op de marke als uiting van het collectivisme, tot de conclusie menen te
moeten komen, dat de marke moet worden beschouwd als een uiting van een
beginnende individualisering van de westerse wereld in die zin, dat de ont
wikkeling ervan samenhangt met het geleidelijk verdwijnen van de op
familieverwantschap berustende maatschappelijke organisatie.
Het samengaan van de verspreiding van marken en markeachtige verhou
dingen met die van de strokenverkaveling zonder bewoning is zo opvallend,
dat men geneigd is tussen het ontstaan van beide een zekere relatie te
zoeken. Van de Drentse zandgronden is dit samengaan voldoende bekend,
voor de rivier kleigebieden en de geestgronden vindt men aanwijzingen
ervoor bij Fockema Andreae 1935 en 1936voor enkele Friese dorpen bij
Postma (1948 en 1950). Toch krijgt men uit het door Slicher van Bath
(1944) bijeengebrachte materiaal de indruk, dat b.v. marken en essen niet
een onverbrekelijk geheel vormen. Markenkaart en essenkaart dekken elkaar
niet geheel; soms vindt men essen zonder markeverband, elders markgenoot
schappen zonder essen. Ook de ouderdom ten opzichte van elkaar kan
variëren. Uit zijn onderzoekingen, zowel in Oost-Nederland als op de
Veluwe, blijkt dat de organisatie voor het bouwland in het algemeen ouder
is dan die voor de woeste gronden. Dit is in verband met de voorgaande be
schouwing over de marken begrijpelijk. Ontginning en in gebruikneming van
bouwland door niet-gerechtigden betekende immers, dat zij zich min of meer
permanente individuele rechten op de grond gingen verschaffen, terwijl het
gebruik van de gemene gronden door niet-rechthebbenden een vagere, min
der duidelijke inbreuk vormde, die geen permanent karakter droeg, zich
althans niet duidelijk als zodanig aankondigde. Het is daarom begrijpelijk,
dat de bepalingen op het bouwland de oudste zijn. De marken trekken ten
slotte alle buurschapsbelangen aan zich. Zo zien we langzamerhand in de
markerechten bepalingen op het beheer en onderhoud van de estuin, de
oogstgewoonten enz. verschijnen, die oorspronkelijk door de buurschap
waren uitgevaardigd en gehandhaafd.
Zonder een rechtstreeks verband tussen beide aan te nemen in die zin,
dat ze gelijktijdig zouden moeten zijn ontstaan, lijkt toch de veronderstelling
gerechtvaardigd, dat essen en marken voortgesproten zijn uit dezelfde om
standigheden, die een verdedigend optreden van de gerechtigden noodzake
lijk maakten. Een nadere beschouwing van de essen en de andere typen van