106 Iï. Strokenverkaveling zonder bewoning op de kavels (a. esachtige verkaveling, b. maden en slagen), III. Strokenverkaveling met bewoning op de kavels (opstrekkende heer den en soortgelijke verkavelingen). IV. Rationele verkaveling (veenkoloniën, moderne ontginningen en in polderingen). Verspreiding Het is moeilijk een goed schematisch overzicht te geven van het voor komen der verschillende typen, daar deze over kleine afstand soms sterk wisselen. Bij bestudering van het overzicht (fig. 1) moet men wel in het oog houden dat het ons er slechts om ging grote lijnen aan te geven en dat detaillering op kleine schaal onmogelijk was. Dat b.v. een bepaald gebied op de kaart geheel als blokverkaveling wordt aangegeven, wil dus slechts zeggen dat de blokverkaveling hier overheerst, maar dat andere vormen daarnaast voor kunnen komen. Beschouwt men met deze reserve bijgevoegd cartogram (fig. 1), dan kan men de volgende verspreiding der typen onderscheiden: I. Blokverkaveling a. De eigenlijke „Blockflur" valt op door een verdeling van het land (de ,,Flur") in min of meer onregelmatige vierkante stukken, zodat het gebied vaak de indruk maakt van een door droogte gebarsten klei- oppervlakte. We treffen deze perceelsvormen vrijwel over het geihele land aan, waarbij de volgende hoofdverspreidingsgebieden vallen te con stateren: In Groningen in het noordwesten van het Oldambt; het z.g. Klei- Oldambt, dat samenvalt met de gemeente Termunten, verder op het ge hele Hogeland, behalve in de kuststrook en in het noordelijk Wester kwartier, d.w.z. tussen Hoendiep en Reitdiep. In Friesland op de klei van het noorden, behalve in de jongere Bildt- polders en verder op het grootste gedeelte van de klei van de zuidwest hoek. In Drente komt een eigenlijke blokverkaveling niet voor. In Overijssel vindt men blokvormige percelen op het Kampereiland en de aangrenzende gebieden. In Gelderland in het oosten van de rivierkleigronden, voornamelijk in de Overbetuwe; in de rest van de streek der grote rivieren komen de blokverkavelingen soms voor op de z.g. stroomruggronden, zo b.v. in het gebied van de Oude IJssel en de Lymers en sporadisch ook in Utrecht in het Kromme Rijngebied. In Holland vindt men deze percelering op verschillende plaatsen langs de duinen, verder in Westfriesland verspreid in kleinere hoekjes tussen de „opstrekkende" verkaveling en in het gehele Geestmerambacht. Op de Zuidhollandse en Zeeuwse eilanden treft men in de oude kernen hoofdzakelijk blokvormen aan, zo ook in de weidegebieden van de kommen. b. Op de zandgronden van Drente, de Veluwe en Noordbrabant komt een praehistorische bouwlandaanleg (z.g. celticfields) voor, die in wezen tot de blokverkaveling gerekend kan worden. Men ziet de sporen ervan voornamelijk op de hogere zandgronden, die óf nog in hei liggen

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1952 | | pagina 4