144 Apeldoorn, L. J. van, 1924: De historische ontwikkeling van het grondbezit in Friesland. De Vrije Fries 27, p. 185228. Belonje, J. en L. Melchior, 1929: Terpen in Westfriesland. Oudheidk. Meded. Rijksmus. Oudheden, N.R. X. Leiden. Bloch, M-, 1931: Les caractères originaux de l'histoire rurale frangaise. Paris. Boekenoogen, G. 1897: De Zaanse volkstaal. Leiden. Braat, IV. C„ 1932: Archaeologie van de Wieringermeer. Diss. Leiden. Bijhouwer, T. P„ z.j.: Het Nederlandsche landschap en zijn oude ontginningen. Neerlands Landschap II. Den Haag. Bijhouwer, T. P., 1949: Kavelmaten hier en elders. Landbouwk. T. 61, p. 1821. Cuipers, J. D„ 1949: Bijdragen tot de rechtsgeschiedenis van den grondeigendom in Oostergo (Eestrum). Den Haag. Curwen, E. Cecil, 1927: Prehistorie agriculture in Britain. Antiquity, Sept., p. 261290. Dion, R., 1934: Essai sur la formation du paysage rural frangais. Tours. Doorn, C. J. van, 1940: Het oude Miland en zijn waterstaatkundige ontwikkeling. Diss. Utrecht. Dussart, F., 1946: Structure agraire et paysages ruraux dans la commune de Bakel. Bull. de la Soc. d'Et. géogr. XV. Edelman, C. H., 1947. lets over veldnamen en perceleringen. Landbouwk. T. 59, p. 8595. Herdrukt in Boor en Spade II, 1948, p. 108119. Edelman, C. H., 1950: Oudheidkundige resultaten van de bodemkartering. Akademiedagen III. Amsterdam. Edelman, C. H. en A. IV. Vlam, 1949: Over de perceelsnamen van het Nederlandse rivier kleigebied. Betuwe en Bommerlerwaard. Bijdr. Meded. Naamk. Comm. Kon. Ned. Akad. Wet. A'dam, 1. Herdrukt in Boor en Spade III, p. 231284 en in Topo- nymica XII. Emo en Menko, 1939: Kronieken van de abdij Bloemhof te Wittewierum. U.h. Lat. d. W. Zuidema en Douma, uitg. m. medew. v. C. D. J. Brandt. Utrecht. Fahrenfort, 1934: Over communisme en privaat bezit bij de natuurvolken. Amsterdam. Fockema Andreae, S. 1935: Middeleeuws Oegstgeest. T. v. Gesch. 50, p. 256 e.v. Fockema Andreae, S. 1936: Uit de Overbetuwe. Bijdr. Meded. Ver. Gelre, XXXIX, p. 13—33. Fockema Andreae, S. 1947: Nederlandse rechtsoudheden op de akker. Gedenkboek v. Giffen, p. 289 e.v. Meppel. Fockema Andreae, S. 1950: Studiën over waterschapsgeschiedenis. 4. Het Nedersticht. Leiden. Giffen, A. E, van, 1926: Resumé van de in de laatste verenigingsjaren verrichte werkzaam heden ten behoeve van de terpenvereniging in het 9e en 10e jaarverslag van de Ver. voor Terpenonderzoek. Giffen, A. E. van, 1930: Die Bauart der Einzelgraber. Giffen, A. E. van, 1949: Het onderzoek op de Noordse Veld bij Zeijen, gem. Vries in 1944. Met een bijlage van H. Tj. Waterbolk; Palynologisch onderzoek op het Noordse Veld bij Zeijen. Nieuwe Drentse Volksalm. 67, p. 93148. Gosses, I. H., 1915: De vorming van het graafschap Holland. Den Haag. Gradmann, R., 1910: Die landliche Siedlungsformen Würtembergs. Petermanns Mitt. 56, I, p. 183—186 en 246—249. Groenman, Sj., 1947: Staphorst. Meppel. Groenman, Sj., 1948: De ontwikkeling van de kavelvormen in Noord-Nederland. T. Econ. en Soc. Geogr. 39, 6. Haft, G., 1949: Oldtids Agre. Kopenhagen. Heeringa, K„ 1929: Bijdragen tot de geschiedenis der ontginning van het Nedersticht. Bijdr. Vad. Gesch. en Oudheid, Vie R., VIII, p. 161202. Heslinga, M. IV., 1949: De gemeente Heerde. Een landschapsgeografische beschouwing. T. Kon. Ned. Aardrijksk. Genoot. 66, 5 en 6, p. 501537 en 641676. Hofstee, E. W., 1935: Bespreking van O. Postma, De Friesche Kleihoeve, 1934. T. v. Rechtsgesch. XIV, p. 201218. Hofstee, E. IV., 1937; Het Oldambt. Vormende Krachten. Diss. Amsterdam. Hofstee: E. IV., 1940/41: Lezingen voor de Ver. voor Hoger Landbouwonderwijs aan de Rijksuniversiteit te Groningen. Cursorische voordrachten, studiejaar 1940/41. Homburg, A„ 1935: Die Entstehung der Westdeutschen Flurformen. Berlin. Huppertz, B., 1939: Raume und Schichten bauerllicher Kulturformen in Deutschland. Diss. Bonn.

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1952 | | pagina 60