Prof. Ir. W. BAARDA Werk en werkwijze van de geodetisch-ingenieur Hoogleraar aan de Technische Hogeschool te Delft: Rede uitgesproken bij de aanvaarding van het ambt van gewoon hoogleraar in het landmeten, het waterpassen en de geodesie aan de Technische Hogeschool te Delft, op Woensdag 14 Mei 1952. Mijne Heren Curatoren en Hoogleraren, Dames en Heren Lec toren, Dames en Heren Leden van de Wetenschappelijke Staf, Dames en Heren Studenten en voorts Gij allen, die door Uw aanwezigheid hedenmiddag van Uw belangstelling blijk geeft, Zeer geachte Toehoorders, Als ik U hedenmiddag het een en ander wil vertellen over werk en werkwijze van de geodetisch-ingenieur, dan is dit niet omdat in werk of werkwijze verandering dreigt te zullen komen. De keuze van juist dit onderwerp werd eerder bepaald door het feit, dat ik het laatste jaar mee mocht werken aan de herziening van richtlijnen voor de prak tijk van het landmeten voor kadastrale doeleinden in Nederland, waar door ik gedwongen werd mij te bezinnen op de aard dezer praktijk, teneinde een evenwicht tussen theoretische bespiegelingen en prak tische mogelijkheden na te kunnen streven. Het is nu eenmaal zo, dat de onderzoeker zo sterk leeft in de sfeer van het onderwerp waaraan hij werkt, dat bijna elke uiting door deze sfeer zo niet bepaald, dan toch in hoge mate beïnvloed wordt. En temeer zal dit voor mij gelden, waar mijn belangstelling, opgewekt en gericht door mijn onvergetelijke leermeester wijlen Professor J. M. Tienstra, de laatste vijf jaren zo sterk naar juist dit onderwerp is uitgegaan. Het was Tienstra die in de jaren 1936 tot 1938 in zijn werk voor de Handleiding voor de Technische Werkzaamheden van het Kadaster aangaf hoe theorie en praktijk van het landmeten samen dienen te gaan om de maatschappij op de juiste wijze te kunnen dienen. En waarin hij vooral aantoonde hoe theorie en moderne techniek de in dividuele landmeter een ruime mate van verantwoorde vrijheid schen ken bij het kiezen van zijn werkwijze. Het zou dan ook te betreuren zijn, als de huidige ontwikkeling van wetenschap en techniek dit element van vrijheid dreigde aan te tasten. Dat geen koerswijziging in deze m.i. ongunstige zin te vrezen is, hoop ik U in het volgende duidelijk te maken. Wat wel nieuw is, is de titulatuur van de landmeter. Hij zal verder door het leven moeten gaan onder de naam van geodetisch-ingenieur. Betekent deze titel dan een koerswijziging? Ik geloof het niet. Dat nu juist deze nieuwe aanduiding werd gekozen is een dier moeilijk ver klaarbare dingen die geschieden in een samenleving van zeer vele per sonen. De geodetisch-ingenieur zal ongetwijfeld de traditie van het

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1952 | | pagina 62