152 samen te vallen met een zichtbare afscheiding op het terrein, ziehier de verklaring van een afwijkende wegbreedte in de kaart. In het tweede geval maakt de kleine schaal van afbeelding het weer geven van teveel details onmogelijk, de kaart zou anders één zwarte vlek worden. Hier is het economisch slechts verantwoord alleen de weer te geven hoofddetails op te meten. In beide gevallen kan men zeggen, dat de landmeter de terreinstoe stand in gedachten vervangt door een meer of minder eenvoudig pa troon van al dan niet gebogen vlakken en lijnen, welk patroon zal wisselen met het doel van meting. Men zou kunnen zeggen dat iedere landmeter het terrein moet leren zien als door een gekleurde brilde keuze van de bril is verschillend voor ieder dienstvak. Het is dan weer economisch slechts verantwoord de nauwkeurigheid van opmeting af te stemmen op de mogelijke speling in dit patroon bij opzetting door verschillende landmeters. Het is duidelijk, dat de waarde van de opmeting bepaald wordt door de ervaring van de landmeter in het zien van een dergelijk patroon, en deze ervaring wordt pas na vele jaren van critisch meten verkregen. De afstemming van de nauwkeurigheid van meet- en rekenmethoden op de mogelijke speling in dit patroon is een moeilijk probleem. Om voor de individuele landmeter de beslissing eenvoudiger, dan wel bin nen zijn traditionele denkwijze logischer te maken, kunnen we trachten de genoemde speling te vertalen in moduli en correlatiebedragen en wel van de identificatie van punten van het patroon in het terrein. Immers de landmeter is gewend de nauwkeurigheid van zijn meet- en rekenmethoden ook in deze grootheden uit te drukken. Is het doel van meten alleen of onder andere het vervaardigen van een kaart op zekere schaal, dan zal ook getracht moeten worden de speling in kaartering en reproductie in dezelfde grootheden uit te drukken, zodat ook deze factoren bij de beslissing van de metende landmeter een rol kunnen spelen. Het is duidelijk, dat dit uitermate moeilijk kan zijn, omdat door eisen van leesbaarheid en schoonheid een mate van generalisatie van het kaartbeeld verlangd wordt die varieert van plaats tot plaats in de kaart, zodat het karakteriseren van deze speling in enkele getallen onafhankelijk van elk kaartgedeelte slechts ruwweg mogelijk is. Overgegaan is hiermee tot een wiskundig model, immers moduli en correlatiebedragen karakteriseren de vorm van een normale frequen tieverdeling. We zijn dan nu genoodzaakt te schetsen wat de betekenis van dit en in het algemeen een model voor de geodeet is, om te laten zien in hoeverre hiermee een min of meer logische werkwijze op te bouwen is. Om te kunnen spreken van afbeelding van delen van het physisch aardoppervlak in een kaart, van afmetingen van een detail, van coördi naten van een punt, moeten wij aannemen het onveranderlijk bestaan in de tijd van bepaalde grootheden als lengten, hoeken en punten. Dit betekent, dat alleen deze simpele aanname niet meer dan een model van de physische realiteit kan zijn, immers wat is onveranderlijk in de

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1952 | | pagina 68