154 tot de twee buigpunten, een grootheid evenredig aan de modulus en te schatten door berekening van de zgn. middelbare fout. Helaas is het niet zo, dat voor iedere grootheid onafhankelijk een frequentieverdeling aangenomen kan wordenin het algemeen bestaat er een zekere samenhang, tot uiting komend in het begrip correlatie. Noodzakelijk is i.p.v. n onafhankelijke frequentieverdelingen aan te ne men een «-dimensionale frequentieverdeling met in het algemeen gecor- relateerde groothedende eendimensionale frequentieverdeling van een dezer grootheden is dan een somverdeling hiervan. Het is Tienstra geweest, die voor de geodesie speciaal heeft gewezen op het belang van het werken met gecorrelateerde grootheden en die het werken ermee ook mogelijk heeft gemaakt door ontwikkeling van de hiervoor nood zakelijke rekentechniek. In ons model beschrijven wij deze verdeling door een «-dimensionale normale waarschijnlijkheidsverdeling, gekarakteriseerd door de coör dinaten van het middelpunt en l/i n (w i) moduli en correlatieter men. Op rekentechnische gronden verving Tienstra deze laatste groot heden door de ermee evenredig zijnde cofactoren met als evenredig- heidscoëfficient /x2 (/x, de zgn. modulus, corresponderende met de gewichtseenheid) Staan we echter toe, dat waarnemingen van een grootheid een zekere spreiding vertonen, dan moet nog vastgelegd worden tussen welke waarden der grootheden de functionele betrekkingen bestaan. Hiervoor wordt aangewezen de waarde die correspondeert met het middelpunt der overeenkomstige eendimensionale frequentieverdeling, verder middelwaarde genoemd. Denken wij nogmaals aan de meet kundige voorstelling, een «-dimensionaal coördinatensysteem met een as toegevoegd aan iedere waar te nemen grootheid met de m betrek kingen tussen deze grootheden als vlakken met een m)-dimensio- nale snijruimte, dan betekent de laatste aanname niet meer en niet minder dan dat het middelpunt der «-dimensionale frequentieverdeling ligt in deze snij ruimte; de cofactoren bepalen dan de vorm en de /x-waarde de schaal der verdeling. Een driehoeksnet over een gebied als West-Europa bevat waar nemingen van tienduizenden richtingen, tientallen lengten, honderden astronomische grootheden, nog maar gezwegen van de duizenden zwaartekrachtsmetingen over de gehele aarde nodig om het net vast te leggen t.o.v. een standaard referentie-ellipsoïde. Hierbij komen nog de zeer wisselende omstandigheden waaronder gemeten wordt en de lange tijdsduur nodig voor het verrichten van al deze waarnemingen. Wat weten we nu van vorm en schaal van de hiermee overeenkomende frequentieverdeling en van de ligging van het middelpunt dezer ver deling t.o.v. de snijruimte der gebruikte betrekkingen, alsmede over deze betrekkingen zelf? Ongetwijfeld te weinig. Immers voor we een model kunnen opbouwen moeten we beschikken over herhalingsmetin gen en wie beschikt over de millioenen nodig om zo'n uitgebreid com plex van herhalingsmetingen uit te voeren? Het is dan ook zo, dat slechts van zeer kleine gedeelten van het grote model herhalings-

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1952 | | pagina 70