158 naar methoden om deze uit te schakelen. Dit is gelukt, als tenminste met een onderste grens voor de nauwkeurigheid genoegen wordt ge nomen, door de matrix der cofactoren te vervangen door een diagonaal- matrix met de grootste eigenwaarde van de eerstgenoemde matrix als elementen. Wij komen zo tot een verantwoorde fundering van de door Tienstra ingevoerde hypothese van correlatievrije coördinaten van ge geven punten met dezelfde modulus d cm. Onderzoekingen van de laatste maanden hebben aan het licht gebracht, dat deze <f-waarde varieert met de onderlinge afstand van de gegeven punten en wel ongeveer met de wortel uit de afstand. Ook in goed opgezette veel- hoeksnetten laten de formules voor de relatieve nauwkeurigheid van puntenparen eenzelfde verband zien, terwijl dit voor meetlijnennetten evident is. We kunnen nu een stap verder doen. Maatschappelijke factoren eisen ook voor de detailopnemingen slechts een relatieve nauwkeurigheid, die afneemt met toenemende afstand tussen detailpunten. Rekening hou dend met de huidige stand der geodetische techniek, het merkwaardige bovenvermelde verband van de relatieve nauwkeurigheid van gegeven coördinaten en verdichtingsmetingen met de afstand, de eigenaardig heden van het eerder beschreven identificatieproces, voor het kadaster een verandering van de grenzen met de tijd en de genoemde maat schappelijke eisen, kunnen we nu een vrij reëel uitziend evenwicht tussen zeer vele factoren bereiken door voor de resultaten van de meting voor te schrijven, dat de relatieve foutenellips van de coördi naten van elk tweetal detailpunten moet liggen binnen een cirkel met een straal evenredig aan de onderlinge afstand dezer punten. Het is als een triomf van de foutentheorie te zien, dat ondanks de hieraan ten grondslag liggende ingewikkelde berekeningen, op deze basis uiterst eenvoudige richtlijnen voor de verkenning van de opzet van meting en berekening gegeven kunnen worden. Het is een lange weg die afgelegd moest worden om eenvoudig te kunnen zijn. Maar nimmer moet hierbij uit het oog verloren worden, dat eenvoud geen zorgeloosheid bij de uitvoering mag betekenen. Een grote mate van inzicht en vakkennis moet ondersteld worden bij de uitvoerende landmeter, wil een goed en economisch verantwoord resul taat bereikt worden. De vrijheid van handelen blijft groot binnen deze richtlijnen. Tevens moet de uitvoerder de vrijheid gelaten worden, indien hem dit noodzakelijk lijkt, van deze richtlijnen af te wijken. Geen situatie is immers gelijk, niet altijd is generalisatie mogelijk. En richtlijnen kunnen nooit anders betekenen dan generalisatie. Bovendien wordt op deze wijze de weg vrij gemaakt voor nieuwe opvattingen in techniek en wetenschap, zodat ervaring wordt opgedaan die gebruikt kan worden bij de onvermijdelijk komende revisie van ieder stelsel van richtlijnen. Fundamenteel is dan ook een critische en verantwoorde toetsing van meet- en rekenuitkomsten, een toetsing niet alleen op grove fouten, maar vooral ook op het gebruikte model.

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1952 | | pagina 74