Nederlandse Landmeetkundige Federatie
162
lijk van de triangulatie-theodoliet DKM 3 en het astronomische Uni
versal-instrument.
Resumerende kunnen we zeggen, dat het werk van Dr. Heinrich
Wild van grote betekenis is geweest voor de ontwikkeling van de land
meetkundige instrumenten over de gehele wereld. Wat hij bereikt heeft
dankte hij, behalve aan zijn grote energie en natuurlijke begaafdheid,
aan het vermogen in een gestelde opgave de werkelijk essentiële punten
te ontdekken, om dan met voorbeeldige concentratie, volkomen onaf
hankelijk van het reeds bestaande, naar de beste oplossing te zoeken.
Ir. P. de With
Verslag van de toestand en de verrichtingen van de Federatie
Het afgelopen verslagjaar was een droevig jaar voor de N.L.F. Het
hoofdbestuurslid O. J. Jonas overleed plotseling op 10 Maart 1951;
de ere-voorzitter Prof. J. M. Tienstra overleed na een langdurige
ziekte op 15 September van hetzelfde jaar. Beiden behoorden tot de
oprichters van de Federatie en hetgeen zij in hun onderscheiden
functies van secretaris en voorzitter in de eerste jaren van het be
staan der Federatie hebben verricht, is van grote betekenis geweest
voor de ontwikkeling van de landmeetkunde en de landmeetkundige
organisaties in ons land.
Ter nagedachtenis van Prof. Tienstra gaf de N.L.F. een necrologie
uit, die aan velen, die buiten ons vak staan werd toegezonden.
Bovendien overleed de heer A. Tichelaar aan de gevolgen van een
auto-ongeluk op 17 December. Hij was secretaris van een door het
hoofdbestuur ingestelde commissie aangaande het gebruik van de foto-
grammetrie ten behoeve van de vervaardiging van kaarten op grote
schaal. Ook aan hem is de Federatie veel dank verschuldigd.
Het Comité Permanent van de Federation Internationale des Géo-
mètres besloot in zijn vergadering van 16 Augustus 1951 de N.L.F.
op te nemen in de F.I.G. De voorzitter der N.L.F. werd benoemd tot
vice-president van de F.I.G.
In de openingsrede van het elfde congres (zie Tijdschrift 1951, blz.
182 e.v.) heeft de voorzitter verklaard, dat het overleg met het Konink
lijk Instituut voor Ingenieurs zou worden voortgezet. Het overleg
heeft niet tot het gewenste resultaat gevoerdde landmeter (niet-geod.-
ir.) kan geen lid worden van de sectie voor cultuurtechniek. Ook meent
het hoofdbestuur, dat voorlopig geen pogingen moeten worden gedaan
de N.L.F. in haar geheel in het Kon. Instituut te doen opnemen.
De commissie ingesteld ter bestudering van de mogelijkheden van
het gebruik van de fotogrammetrie voor kaarten op grote schaal is nog
niet tot een resultaat kunnen komen, daar de uitkomsten van enige
proefnemingen moeten worden afgewacht.
Op het congres 1951 is de wenselijkheid uitgesproken een „kaar-
teringsraad" in het leven te roepen. De opzet van deze raad is enige