107 öf tot de jongere ontginningen gerekend moeten worden. Vooral op de luchtfoto zijn ze duidelijk te herkennen als schaakbordachtige complexen. c. De kampontginningen vindt men eveneens voornamelijk in het oosten en zuiden van ons land. Meestal bestaan deze ook uit min of meer blokvormige percelen. II. Strokenverkaveling zonder bewoning op de kavels Zijn de verschillende zojuist genoemde soorten van blokverkavelingen in verschillende gebieden en onder verschillende omstandigheden ont staan, tussen de essen, engen of akkers (de bouwlanden) enerzijds en de maden of slagen (de graslanden) anderzijds bestaat een meer direct verband. Dit type blijkt bijna altijd voor te komen in gebieden waar men marken of markachtige verhoudingen in het verleden kan aanwijzen, waar op later zal worden terug gekomen. Alle kenmerken zich door een syste matisch aandoende streepvormige verkaveling zonder bewoning op de kavels. a. De e s achtige verkaveling in de zuiverste vorm is terug te vinden op de zandgronden in het oosten van ons land. De essen zijn complexen bouwland samengesteld uit een groot aantal reepvormige percelen, die hetzij in een soort mozaïek (meerstrepige es), hetzij in een eenvoudig patroon (eenstrepige es) bijeenliggen en die in eigendom en gebruik zijn bij de z.g. geërfden, die in de buurschap bijeen wonen. In Drente en Overijssel zijn ze bekend als essen, op de Veluwe en in het Gooi als engen en in Noordbrabant als akkers, terwijl we de Limburgse velden er waarschijnlijk eveneens toe mogen rekenen evenals sommige geesten in het binnenduin- gebied en op de waddeneilanden. Tot dusver bleef onopgemerkt, dat ook een deel van het rivierkleige bied een esachtige verkaveling kent. Naar onze mening zijn de bouw landpercelen op de oeverwallen in Nederbetuwe, Bommelerwaard en Tielerwaard en van de Landen van Buren en Culemborg op te vatten als te behoren tot het esachtige type. b. De maden of groenlanden zijn vooral bekend uit de Drentse beek dalen, hoewel ze onder andere benaming (b.v. beemden in Noordbrabant) ook elders voorkomen. Het zijn graslandcomplexen in eigendom en ge bruik bij de geërfden, die in de aangrenzende buurschappen bijeenwonen. De slagen komen voor in de komgebieden van de rivierkleistreek. In de middeleeuwen werden deze „woeste gronden", die vaak gemene weiden waren, door de eigenaren, die in die dorpen en buurschappen op de oeverwallen bijeen woonden, ontgonnen en geperceleerd ofwel „ge slagen" om in middeleeuwse terminologie te blijven. Wij zouden daarom aan dit type de naam slagenlandschap willen geven1). Ook buiten het eigenlijke rivierkleigebied komt de term „slagen" voor, b.v. in de Gelderse vallei. Essentieel verschil tussen de slagen en de maden bestaat onzes inziens feitelijk niet. Beiden betreffen een systematische graslandverkave ling, die behoort tot hetzelfde sociaal-agrarisch milieu waarin de boven beschreven essen of engen thuis horen. Dit dus in tegenstelling tot wat Bijhouwer (Het Nederlandse landschap) verstaat onder slagenlandschap. Het is principieel fout de strokenverkaveling in het Hollands Utrechtse veengebied aan te duiden als slagen.

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1952 | | pagina 7