180
c /zy y (i_/2_ö2)
l>- pq(i—p*+2 d* (9)
Stellen we met (2)
(h -
A P 1
^2) Qxh (ai az) Qyh Gi (s)
en P öjyH "2 öyH Ö11 (6)
(1) en (5) geven dan
Qly ai "2) (bi (flj tf2) (bi ^2)} ör^ Phh 0
en daarmee de overeenkomstige correlatieterm in (5, 9)
(S storingsterm) S1 o (7)
(ia) en (5) geven
Q I r ={a2 (bl ^2)<*2 0*1g) örr 0*2^1b2ül) Qrr PhH
,2
'rr PhH'
~AB^~ sin +1cos ^2+cos sin ^2) Qrr PHH JU sin rQ
Hiermee volgt uit (3) en (5) met (5, 12) de overeenkomstige corre
latieterm in (5, 9)
c Z\2 p2 r -)- r>2 o2
2 7/ - 2 p2 q2 2 d (8)
(1) en (6) geven
611y b2 K a2) a2 b2)} Qrr PHH
2
K b2 «2 ^1) Qrr- PHH sin T Qrr PHH
Uit (4) en (6) volgt dan de correlatieterm in (5, 14) met (5, n) en
(ia) en (6) geven
Q II y b2 a2 "H a2 ^2} Qrr PHH
en daarmee de overeenkomstige correlatieterm in (5, 14)
■$4 °- (10)
Hoewel (7) t/m (10) vrij ruwe schattingen zijn van het storende
effect van de hier onderzochte afwijking van (5, 15) op de verge-
lijkingen (5, 9) en (5, 14), meen ik na vergelijking van de Wtermen
met de eerste termen in (5, 9) resp. (5, 14) te mogen concluderen,
dat verwaarlozing van deze S"-termen de verkenning met de nomo-
grammen uit de figuren 10 en n niet illusoir maakt. Wel zal het ver
standig zijn^in dit geval het punt PI binnen een veilige afstand van de
betrokken 4 /-lijn te kiezen.
In de noot op blz. 18 werd de aandacht gevestigd op een geval, waar
geen overbepaaldheid van driehoek PHR (zie figuur 9) optreedt
en