189 doende, als de afrondingsfouten in de Q-getallen de 10 niet over schrijden. In vele gevallen zijn deze getallen dan nog als voldoende nauwkeurig te beschouwen voor de berekening van de coördinaten van de punten zelfik kan mij echter voorstellen, dat de definitieve bereke ning van de vereffeningsproblemen na meting geheel onafhankelijk van de uit de verkenning verkregen resultaten geschiedt, ter meerdere controle. Teneinde een indruk van de afrondings- (en aflees-) nauwkeurig heid te krijgen, is in tabel 5 de berekening van de Q-getallen van de vergelijkingen in Tabel B van het artikel van J. M. T i e n s t r a in dit tijdschrift jg. 1946, blz. 53 e.v. uitgevoerd. Het numerische gedeelte van de berekening is hier met een rekenmachine geschied, zodat alleen de uitkomsten van ieder vak zijn genoteerd. In tabel 6 zijn de ver kregen Q-getallen onderling en met die van T i e n s t r a vergeleken de verschillen blijken klein genoeg te zijn. Voor verdere, meer theoretische, beschouwingen over deze oplos singsmethode van gelijktijdige eliminatie van twee of meer onbekenden wordt verwezen naar appendix IV. 9. Toepassing op een bijzonder geval. Als toepassing op de puntsbepaling nemen we het voorbeeld van 2 weer op, maar veronderstellen nu dat 5 geen bekend punt is, maar Y -X 8 Fig- 15 dat op dezelfde plaats (Q) de richtingen naar de punten 6, 7, 8 en 9 te zien zijn. De richtingen PQ en QP worden zichtbaar verondersteld. P en Q vormen dan samen een wel zeer ideaal symmetrisch dubbel punt (zie figuur 15).

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1952 | | pagina 23