Literatuuroverzicht
193
In de 7, 8 en 9 is getracht ook de theoretische verkenning van een
dubbelpunt binnen het bereik van de praktijk te brengen.
De vier appendices geven enkele meer theoretische beschouwingen,
die niet in direct verband met de praktijk staan, maar die tot verhel
dering van het inzicht in de puntsbepaling kunnen bijdragen.
Wordt vervolgd)
H. Wolf und W. Kitsch: Beitrage zur Ausgleichung von Drei-
ecksnetzen. Veröffentlichung des Instituts für Erdmessung nr. 8.
84 blz., 15 X 21 cm. Bamberger Verlagshaus Meisenbach Co. Bam
berg 1949. Prijs DM 3.
In deze publicatie worden zes problemen behandeld, die betrekking
hebben op de techniek van de vereffening van primaire driehoeks-
netten.
Het eerste probleem handelt over de opstelling van de sinusvoor-
waarde in een vierhoek waarin beide diagonalen wederzijds zijn ge
meten. Als centraal punt van de sinusvoorwaarde wordt gekozen het
sniipunt van de diagonalen. Vervolgens wordt verondersteld, dat men
volgens de methode van Legendre eerst de hoeken van de desbetref
fende driehoeken corrigeert met 1/3 van het sferisch exces en daarna
de sinusvoorwaarde in het platte vlak opstelt. De sferische excessen
van deze driehoeken moeten echter berekend worden. Kitsch geeft
nu een methode aan om deze berekening te ontgaan en d i e sferische
excessen te gebruiken die reeds berekend zijn voor de opstelling der
driehoeksvoorwaarden. Hierbij zij opgemerkt dat meestal (ook bij de
primaire driehoeksmeting in Nederland) de sinusvoorwaarde op de
bol', dus met behulp van de sinusregel der boldriehoeksmetmg, wordt
opgesteld en de zgn. „Verebnung" volgens Legendre hierbij niet wordt
toegepast.
Het tweede probleem handelt over de opstelling van driehoeks- en
sinusvoorwaarden in een driehoeksnet waarvan een of meer richtingen
niet wederzijds zijn gemeten. De voorwaarden worden dan opgesteld
in de veronderstelling, dat alle richtingen wel wederzijds zijn gemeten,
waarbij voor de niet-gemeten richtingen benaderde waarden en fictieve
correcties worden ingevoerd. Vervolgens worden de driehoeksvoor
waarden, waarin deze fictieve correcties voorkomen, opgeteld en deze
blijken dan tegen elkaar weg te vallen, waarna men de juiste voor
waarden overhoudt. De sinusvoorwaarde kan men in de juiste vorm
verkrijgen door de driehoeksvoorwaarden naar de fictieve correcties
op te lossen en deze dan in de sinusvoorwaarden te substitueren.
Het derde probleem gaat over de vereffening van een net, als op
eenzelfde station twee series richtingen zijn gemeten (naar verschil
lende punten) die onderling niet zijn verbonden. Men voert dan een
oriënteringsgrootheid als hulponbekende in en de waarde van deze
hulponbekende volgt uiteraard uit de vereffening. Een typisch voor-