204 het gegeven cijfermateriaal, zodat met enkele algemene opmerkingen zal worden volstaan. Het publiceren van productieresultaten kan tweeërlei doel hebben. Men kan ze gebruiken om aan te tonen in welke mate, door technische verbeteringen van methoden en instrumenten, de fotogrammetrische kaarteringen in de loop der ontwikkeling beter en/of goedkoper ge worden zijn. In dit verband heeft kennisneming van jaren geleden ver zamelde cijfers inderdaad zin. Wil men echter gegevens verzamelen ten behoeve van ramingen en plannen van nog uit te voeren werk zaamheden, dan heeft men alleen behoefte aan cijfers, verkregen uit de nacalculatie van objecten die zijn uitgevoerd volgens methoden en met instrumenten die vergelijkbaar zijn met die, welke in de toekomst gebruikt zullen worden. In dit opzicht is de auteur m.i. tekort gescho ten. Hij geeft gemiddelden over 20 jaar als richtcijfers, doch meent tevens te kunnen aantonen, dat in die 20 jaar de efficiency van de uitwerking is toegenomen. Indirect geeft hij dus te kennen, dat zijn richtcijfers voor het heden niet meer beslissend zijn. Ook moet men zich niet laten beïnvloeden door de resoluutheid waarmede de auteur meent te kunnen verklaren, dat op grond van zijn cijfermateriaal een aantal economische problemen „endgültig geklart" is. Waar hij spreekt over de gunstigste fotoschaal met betrek king tot de kaartschaal, heeft hij geen rekening gehouden met de laatste ontwikkelingen op fotografisch-optisch gebied (Aviotar, Aviogon etc.). Wanneer hij beweert, dat ten behoeve van de paspuntsbepaling het tweemaal fotograferen van eenzelfde terrein op verschillende schalen Voor kaarteringen op grote schaal steeds tot besparing leidt, moet men daarbij bedenken, dat dit slechts onder zeer bepaalde omstandigheden het geval kan zijn. Hierbij speelt de grootste rol de verhouding tussen de kosten van de luchtopneming en die van een meetploeg op het terrein, terwijl ook een aantal andere omstandigheden (aanwezigheid van een meetkundige grondslag enz.) van invloed kan zijn. Dat een tweeploegenstelsel voor de uitwerking in de instrumenten het voor deligst is, geldt ook maar onder zeer bepaalde omstandigheden. Deze opmerkingen zouden nog met een groot aantal kunnen worden vermeerderd, doch ik meen hiermee voldoende te hebben aangetoond, dat men bij de beoordeling en hantering van de door Richter gegeven getallen zeer critisch te werk moet gaan. Ten aanzien van enkele opmerkingen over de voortreffelijkheid van ■de Duitse fotogrammetrische techniek geldt hetzelfde advies. Houdt men met bovengenoemde factoren rekening, dan kan men inderdaad enige waarde toekennen aan de gegeven getallen. A. J. van der Weele Zeitschrift für Vermessung und Kulturtechnik 1952, nrs. 2, 3, .4 en 5. H. HarryEntwicklung der photogrammetrischen Grundbuch- vermessungen. A. Pastorelli: La photogrammétrie aérienne dans la mensuration cadastrale officielle de Calonico. R. SolariLes progrès de la photogrammétrie aérienne dans la cadastration.

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1952 | | pagina 38