212
van een geleidelijke overgang naar een positief publiciteitsstelsel, een
positieve lijst van rechthebbenden voor hermetingen niet verantwoord,
tevens niet realiseerbaar is.
Hiermede is het practische denkbeeld, voor hermetingen met gelijk
tijdige sanering van de kadastrale boekhouding een lijst van rechtheb
benden in te schakelen, allerminst verworpen. Er zou echter aan de
vaststelling van deze lijst van rechthebbenden een minder verstrekkend
rechtsgevolg moeten worden verbonden, b.v. dat van wettelijk rechts
vermoeden (art. 1958 B.W.), ten aanzien dus van subject en object,
welk rechtsvermoeden zou kunnen worden overgebracht naar het
kadaster, zoals daar het hermetingsresultaat wordt ingeboekt. Iemand
die het bestaan van een zodanig ingeboekt recht heeft te bewijzen,
kan volstaan met de kadastrale gegevens te poneren hij is van verder
bewijs voorlopig ontslagen.
Slechts bij uitzondering zullen de kadastrale gegevens niet met de
werkelijkheid stroken, en in dit geval zal de werkelijk rechthebbende
er wel in slagen het wettelijk rechtsvermoeden te ontzenuwen en het
bestaan van zijn recht door titel of op andere wijze te bewijzen.
Het verlenen van rechtsvermoeden aan deze kadastrale gegevens doet
de te behandelen stof op haar plaats zijn als afzonderlijke titel van een
Kadasterwet. Voeg daarbij die van de instelling van een Rijksdienst
van het Kadaster, en men zou in één Kadasterwet kunnen regelen
hetgeen de Studiecommissie bestrijkt in een K.B. en twee wetten.
Het brengen van de hermeting in de administratieve sfeer, waar zij
m.i. ook thuis hoort, doet de vraag naar voren komen, of niet tevens
de procedure tot vaststelling van de lijst van rechthebbenden daaraan
zou behoren te worden aangepast. Hoewel de voorkeur moet worden
gegeven aan de werkzaamheid van een rechter-commissaris op grond
van zijn autoriteit, en aan de vaststelling van de lijst van rechthebben
den door de rechtbank, is er dus aanleiding te overwegen of het voor
beeld van de Wegenwet zou kunnen worden gevolgd. De taak van
B. en W. dient te worden die van de landmeter met de hermeting
belast, de taak van Gedeputeerde Staten die van de Commissie van
Toezicht, welke Commissie tevens het hermetingsresultaat vaststelt,
waarna beroep op de rechter mogelijk moet zijn, eveneens gedurende
b.v. een jaar, voor degenen die de werking van het rechtsvermoeden
zouden willen vermijden.
Waar deze Commisie van Toezicht ingevolge artikel 4 van het Ont
werp Kadasterwet reeds werkzaam kan zijn aan verbetering van
kadastrale gegevens, is het harmonisch te noemen, wanneer zij ten aan
zien van hermetingen met een soortgelijke taak wordt belast.
Wanneer voorts nog enige schifting plaats heeft ten aanzien van
de verder in het Ontwerp Kadasterwet geregelde onderwerpen, waar
omtrent de Studiecommissie zelf reeds op bladzijde 169 laatste alinea
een opmerking maakt, zou naar mijn mening tevens een meer sluitend
geheel van deze reorganisatievoorstellen kunnen worden verkregen.
De in dit artikel gemaakte opmerkingen doen niet af aan mijn grote
waardering voor de arbeid der Studiecommissiezij werden ingegeven