m%%< cc> p%pos) </2 0 jg& g tCk g% cos 2 g /s 234 ^,1, ci (c< pb po) d2 (24) Met (24) zijn nu alle grootheden in de rechterleden van (22) bekend. Nu volgt uit (9) dat voor een goed Snelliuspunt met PZ&o. P0± en P0it beide zeer klein wordeneveneens streven wij naar een cirkel vormige foutenkromme van P. Dit maakt, dat van (24) en daarmee van (22) een zeer eenvoudige schatting te maken is. Stel hiertoe PZ o en Pq Pm, P0, ;«g2 m 2 d2, dan wordt (22) ,"D2 d2 {2 2 g, c2 P%%) ms2 2 d2 (25) ,nD, Si 0 Voor een symmetrisch Snelliuspunt (de A t hoekpunten van een regel matige «-hoek, P in het zwaartepunt) is met^, g, Met (26) en c, y wordt (25) l WSi tl 2 2 2d2.- n 2d2 'Di Si 0 (27) Voor n 4 is dan natuurlijk mD2 -J- ms2, mits (18) een rede lijke veronderstelling is. Merkwaardig is, dat ook bij het voorbeeld van het dubbelpunt (fig. 19) eenzelfde verhouding geconstateerd wordt. Tenslotte is nog nodig 3, (7) en 5, (5)) een onderzoek naar mDiDt en "'SiSt' "!DiSt interesseert ons hier niet. Uit (21) met (10) volgt Qd, (cos Qx, sin Qy) (cos Qx sin 4' Qy) Ödj (cos 1)4 QXi sin 1(4 Qy) (cos tji* Qx sin Qy) en Qsi (sin Qxt cos Qy) (sin Qx cos Qy) Qst (sin 4* Qxt cos 4^* Qy) (sin 4* Qx cos 4* Qy) Voor een symmetrisch Snelliuspunt, dus mx2 mY2 d2 en mxy o en met (18) volgt dan uit (28) en (29) (28) (29)

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1952 | | pagina 20