244 kan men zich niet alleen hierop instellen, maar ook op de identificatie nauwkeurigheid. Hier heerst dus een grote mate van vrijheid. Iedere dienst zal moeten verkennen volgens deze theorie. Dan krijgt men ook een goede uitwisseling en een goede registratie van vaste punten (coördinaten, wijze van bepalen, nauwkeurigheid). Het kadaster zal moeten aanwijzen welke gebieden in klasse i vallen. Spreker vermoedt, dat dit slechts enkele grote steden zullen zijn. Duidelijk blijkt uit deze gedachtengang de belangrijke plaats van de bijhoudingsdienst van het kadaster. Deze moet zorgen voor de hand having van de relatieve nauwkeurigheid. Spreker wijst in dit verband op de foutieve veronderstelling van het vaststellen van toleransen bij grensuitzettingen. Deze kunnen niet vastgesteld worden, doch moeten zijn ingesteld op locale omstandigheden. Bij de nabespreking van het rapport, die in verband met de tijd kort moet zijn, wijst de heer Moor op het belang van voorbesprekingen van dergelijke rapporten in de toekomstige regionale bijeenkomsten. Hij hoopt dat over andere onderwerpen, zoals oppervlaktebepaling, vóór de invoering van de nieuwe HTW nog rapporten zullen verschijnen. Ten aanzien van i van dit rapport, stelt hij de vraag wat met her meten en delimitatie bedoeld is. Hij hoopt, dat de nieuwe HTW in dit opzicht duidelijk zal zijn. Wat is de bedoeling van de vorming van her meten plans, zoals op blz. 5 wordt geschetst? Indien het zo is, dat het oude plan wordt geprojecteerd in een nieuwe omlijsting, heeft hij be zwaren. De omtrek is dan goed, het binnenste niet, waardoor men een goed plan suggereert, wat het in wezen niet is. Dan kan men beter het oude plan handhaven. Dat in dit rapport een lans gebroken wordt voor het gebruik van de theodoliet in de bijhoudingsdienst juicht hij toe. Het is juist, dat er steeds degeneratie zal zijn van het &-veld. Doch hoe is dit gesteld bij het m-veld? Men zie eens naar gedeelten van Rotterdam en de mijnstreek. Zijn hierover cijfers bekend? Omtrent de bepaling van RD-punten wenst hij meer gegevens bekend te zien, daar dit van belang is voor de districts-landmeter bij zijn verkenning. De heer Koeman is verheugd de richtlijnen voor de nieuwe HTW in de NLF behandeld te zien. Ook in 1938 werd het belang voor andere diensten groot geacht, getuige de vacantiecursus aan de nieuwe HTW gewijd. Voor overheersing van de theorie op de practijk is hij niet bang: de theorie is afgestemd op het waarnemingsmateriaal van de practijk. Aanvulling is nog nodig, want het moet zo worden dat iedere landmeter gerust kan zijn over de homogeniteit in de puntenvelden. Hij spreekt de hoop en het vertrouwen uit, dat de richtlijnen in de nieuwe HTW veel waardering zullen vinden en door alle diensthoofden zullen worden aanbevolen. De heer Van der Weele wijst, naar aanleiding van het gestelde op blz. 23 van het rapport, op de mogelijkheden van de fotogrammetrie. De nauwkeurigheid is beperkt door de fotoschaal (0,01 mm op de schaal van de foto). Tot een bepaalde grens is aan de gestelde nauwkeurigheid door de fotogrammetrie te voldoen. Hij wijst er op, dat hierbij de rela-

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1952 | | pagina 30