245
KARTOGRAFIE
B. J. LENSEN
Gewijzigde inrichting van de transversaalschaal
tieve puntnauwkeurigheid niet afhankelijk is van de afstand. Het be
palen van de fotoschaal in verband met de nauwkeurigheid in het ter
rein, vormt nog een onderwerp van onderzoek. Zijn indruk is, dat de
fotogrammetrie zeer goede diensten zal kunnen bewijzen voor
kadastrale doeleinden.
Hierna worden door de schrijvers van het rapport de gestelde vragen
beantwoord. De heer De Groot is het met de heer Moor eens dat ook
het m-veld zal degenereren, doch cijfers hierover zijn hem niet bekend.
Wat de hermeten plans betreft, neemt hij als voorbeeld een hermeten
plan van buitenwijken, dat afgerond wordt met een gedeelte van de
binnenstad. Dit kan van belang zijn voor andere diensten. Ook is deze
meetkundige grondslag van nut voor latere bijhouding. Dat de schijn
gewekt zou worden iets beters te geven dan het is, acht hij niet van
overwegende invloed.
Prof. Baarda wijst in zijn antwoord op de grote problemen die er
nog moeten worden opgelost voor de bepaling van punten door de
Rijksdriehoeksmeting. Voorts doet hij een beroep op de fotogramme-
trische experts, om de mogelijkheden van de inschakeling van de foto
grammetrie voor kadastrale metingen en hermetingen te onderzoeken
en het kadaster van voorlichting hierover te dienen.
De voorzitter wijst in zijn slotwoord op het belang van beide rap
porten. Het laatste rapport vormt nog geen afgesloten geheel. Hij
spreekt de hoop uit, dat verdere besprekingen zullen volgen in de te
houden regionale bijeenkomsten van de NLF.
Hierna sluit hij de vergadering.
De rapporteur,
G. A. van Wely
Leraar aan het Centraal teken- en opleidingsbureau van het Kadaster,
's-Gravenhage
In het Februarinummer van dit tijdschrift heeft de heer A. J. Leen-
houts een wijziging bepleit van de inrichting der transversaalschaal.
Welke practische voor- en nadelen zijn aan deze wijziging verbon
den? M.i. is het voordeel niet groot. De zg. zwakke plek op de schaal
tussen de convergerende lijnen strekt zich niet uit over de gehele af
stand van o tot ruim 0,20, doch ligt meer daar, waar de convergentie
verloopt van o tot 0,10 mm. Met het ongewapende oog zijn de afstan
den 0,11 tot 0,20 (schaal 11000 of 11250) zeer goed waarneembaar
en door middel van aanvullingen (tot 5 of 10 m) is de kaartering ge
makkelijk uit te voeren.