254
danks de bezetting, in ons eigen land, getuige de internationaal met
instemming ontvangen resolutie van de Koninklijke Akademie van
Wetenschappen (6) over deze materie, nog geen half jaar na de be
vrijding. Begrijpelijkerwijze viel in den beginne de sterkste nadruk op
het negatieve deel van deze verantwoordelijkheid der wetenschaphet
voorkomen van misbruik van haar vindingen. Bezinning op het gehele
probleem bracht echter ook de positieve zijde naar voren: de stimule
ring van het nuttige gebruik. Het Nederlandse „Verbond van Weten
schappelijke Onderzoekers", dat in Juli 1946 werd gesticht, formuleert
dit in haar doelstelling aldus (9) „vergroting van de invloed van de
wetenschappelijke onderzoeker op het maatschappelijke leven, opdat de
wetenschap haar hoogste rendement voor mens en maatschappij moge
bereiken". Men moet zich dan echter afvragen van welke aard die in
vloed zal kunnen en moeten zijn. Hofstra geeft in zijn studie „De
sociale aspecten van kennis en wetenschap" (1) een grondige analyse
van de verhouding tussen kennis en wetenschap enerzijds en de cultuur
anderzijds. Hij onderscheidt drie mogelijkheden: ie de wetenschap als
zodanig staat indifferent tegenover culturele problemen en beschouwt
als haar enige taak de vermeerdering der kennis, 2e waar de andere
culturele machten falen in het geven van rationele leiding behoort de
wetenschap deze taak op zich te nemen, 3e een tussenvormde weten
schap houdt zich op de wijze van het onderzoek bezig met de culturele
problemen, oordelende dat de hierdoor bereikte kennis vruchtbaar is
voor de oplossing van die problemen.
Om verschillende redenen, die hier niet uitgewerkt behoeven te
worden, ben ik van mening, dat deze tussenvorm de voorkeur verdient,
een opvatting, die door velen gehuldigd wordt en door Prof. Hill in
een verhandeling „Moral responsibilities" (6) als volgt onder woorden
is gebracht„There is no suggestion at least I make none that
scientific men as such need feel (hier zou ik willen toevoegen: „but
some of them of course will feel") an obligation to spend their time
directly in political, social or economic affairs: they have their own
contribution to make to public and international welfare". Het is dui
delijk, dat een der middelen daartoe het Hoger Onderwijs is.
Niet alleen echter bezit de universiteit of hogeschool in de weten
schap haar in zekere zin absolute maatstavendoor de menigvuldigheid
van internationale contacten, die haar de naam „uitkijkpost op de
wereld" hebben gegeven, kan zij evenzeer op een vergelijkend oordeel
haar corrigerende stem baseren. Zeker zal zij daarbij niet aansporen tot
onnozele imitatie; dit zou niet alleen een miskenning zijn van de be
tekenis van plaatselijke omstandigheden, maar bovendien een borne-
rend ontwijken van het zelf doordenken van de gestelde opgaven.
Een van de hardnekkigste verwijten tot het hoger onderwijs gericht
is steeds geweest het zogenaamde teveel aan wetenschap. In dit ver
band neme men het woord wetenschap niet in zijn eigenlijke betekenis
van problemen stellen en oplossen, maar in de zin van „het weten
waarom" als tegenstelling van „het weten hoe" of iets ruwer als
„theorie" tegenover „practijk".