255 Merkwaardig is het hoe een tegengestelde opvatting is gegroeid in Amerika, dat men toch bezwaarlijk kan beschuldigen onpractisch te zijn. In een rapport „Universities and Industries" (14), waarin een Engelse groep industriëlen en geleerden verslag uitbrengt van een studiereis naar de Verenigde Staten, leest men,,ln the early part of the present century engineering colleges in the United States provided a narrow training of highly vocational character. Since the end of the first World War, however, there has been a general trend towards the formulation of a course based on engineering science rather than on the details of engineering practice. This trend has been accelerated since the end of the second World War". Deze ontwikkeling is, althans in de laatste twintig jaar, sterk gestuwd door de Engineers' Council for Profes sional Developments, een lichaam dat is opgericht door een zevental grote verenigingen in Amerika, waaronder de American Society of Civil Engineers, en door het Engineering Institute of Canada. Ook in ons eigen land ontbreekt het overigens niet aan stemmen die pleiten voor een hechte wetenschappelijke basis in de studieéén wil ik er noemendie van Dr. Damme tijdens de Leergang Reorganisatie Technisch Hoger Onderwijs in 1947 te Delft (8) de toenemende specialisatie op het gebied van de nijverheid, gepaard gaande met een grote vermeerdering van het aantal onderwerpen waarmede de techniek zich bezig houdt, moet (eer) leiden tot versteviging van het funda ment, waarop de jonge ingenieur zijn practische kennis moet gaan opbouwen, dan tot het dieper doordringen in de details van een be paalde technische richting". Intussen behoeft men het devies van Helmholtz„Niets is zo prac- tisch als een goede theorie" niet te loochenen om in te zien, dat practijk bij de vorming van de ingenieur onontbeerlijk is. Dit geldt in het bijzonder voor de geodetisch-ingenieur en het programma van de Tech nische Hogeschool vermeldt hieromtrent dan ook, buiten de practische oefeningen die direct op de colleges aansluiten, het volgende „In de maanden Maart tot September van het vierde studiejaar zijn de studenten verplicht werkzaam te zijn bij een landmeetkundige dienst of instelling in Nederland of in het buitenland, te kiezen in overleg met de sub-Afdeling der Geodesie. Behalve dit zo leest men verder is de volgende practijk ver plicht in de zomervacantie na het eerste studiejaar, vier weken practisch werken aan een bureau van de landmeetkundige dienst van het kadaster in de zomervacantie na het tweede studiejaar drie weken landmeet kundig werk in T.H.-verband, twee weken practisch werken aan de kadastrale boekhouding en één week aan de hypothecaire boekhouding van een der hypotheekbewaringen in Nederland; in de zomervacantie na het derde studiejaar drie weken landmeet kundig werk in T.H.-verband en één maand practisch werken bij een landmeetkundige dienst of instelling in Nederland of in het buiten land, te kiezen in overleg met de sub-Afdeling Geodesie".

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1952 | | pagina 41