256
In totaal is dit 43 weken. Interessant is het hiertegenover de andere
studierichtingen te plaatsencivielen 8 weken, bouwkundigen 38, werk-
tu qbouw-, scheepsbouw- en vliegtuigbouwkundigen 26, electrotechnici
16, scheikundigen 8, mijnbouwkundigen 22. De natuurkundigen laat ik
buiten beschouwing, omdat deze voornamelijk speurwerk doen, dat met
het hierbedoelde practische werk niet vergelijkbaar is.
De geodetische studenten doen dus meer practijk dan hun collega's
van welke andere studierichting ook.
Ik wil nog even Uw aandacht richten op de gestelde mogelijkheid
een gedeelte van de practijktijd in het buitenland door te brengen. Het
is van groot belang, dat althans een aantal studenten dit doen, ten einde
hun blik te verruimen. Een vergelijking dringt zich aan mij op met het
therapeutisch gebruik van een stereoscoop, dat McKay in zijn boekje
over stereoscopie aanbeveelt ter neutralisering van de invloed van het
steeds maar „dichtbij kijken" in ons moderne leven binnenshuis
„Vision at close distances necessitates convergence of the eyes, and
as a consequence we are trending towards national nearsightedness
and convergent squint and „crossed eyes"
Werk in het buitenland kan voor de student de stereoscoop zijn die
geestelijke bijziendheid voorkomt of geneest. Willen we echter althans
enigen onzer studenten buiten de grenzen laten werken, dan rust op
de Nederlandse diensten en instellingen de plicht der wederkerigheid
alleen wanneer buitenlandse studenten hier hun practijktijd op doel
treffende wijze kunnen doorbrengen, hebben wij het morele recht
het buitenland te vragen onze jonge mensen te ontvangen.
Hoezeer dit ook wellicht zelfs bovenal nodig is voor hen die
een binnenlandse loopbaan ambiëren, de maatschappij pleegt deze eis
het uitdrukkelijkst te stellen ten aanzien van hen die in het buiten
land hun carrière zullen maken voornamelijk de studenten dus van
de vierde afstudeerrichting: landmeetkunde voor exploratie of kort ge
zegd de „rimboe-richting".
Het bezigen van het woord afstudeerrichting geeft mij een gerede
aanleiding tot een uiteenzetting omtrent de structuur van de geodeti
sche studie. De kerngedachte is alle studenten in de eerste 3yh jaar de
zelfde opleiding te geven en, na het daarop volgende half jaar practijk,
in het vijfde jaar de studie te differentiëren in vier verschillende, doch
elkaar hier en daar overlappende richtingen ie geodesie, 2e fotogram-
metrie, 3e kadaster, 4e rimboe.
De student, uit deze vier zijn keuze makende, bepaalt in overleg met
de sub-Afdeling de samenstelling van zijn studieprogramma, dat omvat
het volgen van een zeer beperkt aantal colleges, doch in hoofdzaak be
staat in zelfwerkzaamheid onder leiding van de betrokken docent. In
het algemeen is evenwel een voorbereiding nodig door het volgen van
enige keuzevakken in het derde studiejaar. Eventueel ook in het vierde,
dat daarvoor echter weinig ruimte biedt, doordat slechts de helft daar
van in Delft wordt doorgebracht.
De vierde studierichting, rimboe, wijkt van dit schema niet onbe
langrijk af, omdat daarin om evidente redenen een betrekkelijk groot
aantal inleidende civieltechnische colleges is opgenomen.