267 Prof. Roelofs antwoordt, dat het selectieprobleem zeer moeilijk is. De studenten komen gedurende de eerste jaren van hun studje weinig in aanraking met het eigenlijke vak van hun studierichting. De docenten van de hoofdvakken leren de studenten pas in het 4e studiejaar kennen; dan is het goede ogenblik voor selectie meestal voorbij. De selectiebasis in de eerste studiejaren is inderdaad zwak, hoewel de selectie die in deze periode op grond van het wiskundig onderzoek plaats vindt toch nog vrij goed is. In het 5e jaar wordt veel aandacht gewijd aan de studenten en dan bestaat de mogelijkheid de studenten op een voor de maatschappij aan vaardbaar peil te brengen. De voorzitter wijst erop, dat ook een psychotechnisch onderzoek op bezwaren stuit. De propaedeutische examens plegen niet altijd op de juiste wijze te selecteren. De studentenverenigingen spelen een opvoe dende rol in de ontwikkeling. Het aantal mislukkingen in de maatschappij is niet onrustbarend groot; tijdens de studie valt in Wageningen 70 van het oorspronke lijk aantal studenten af. Volgens Prof. Roelofs blijkt dit percentage voor Delft 55, in Ame rika 75 te zijn. De heer Rietsema heeft in de pers gelezen, dat te geringe aandacht wordt besteed aan twee problemen ie. hoe moeten de studenten studeren? 2e. hoe kunnen zij hun plaats in het maatschappelijk leven vinderv na hun studie? De overgang van hogeschool naar maatschappij is moeilijkkarakter en mensenkennis van de afgestudeerde moeten zich laten gelden. Prof. Roelofs verklaart dat leren studeren moeilijk is. Daar het contact tussen de studenten en de docenten gedurende de eerste jaren gering is, heeft men in Delft de oplossing gezocht in het instituut van instructeurs. De studenten leren met behulp van de instructeurs de problemen aan te pakken. Het verenigingsleven en de studium-generale moeten mee helpen de student voor zijn maatschappelijke taak te vormen. Vooral de voor drachten over psychologie, gehouden in het raam van de studium- generale, trekken veel toehoorders. Hieruit blijkt de wil van de studenten om tot een goede vervulling van hun toekomstige taak te geraken. De heer Scherpbier meent, dat in de Verenigde Staten de neiging bestaat om van de verkorte studie af te stappen. Bovendien komt het zeer veel voor, dat de afgestudeerden na het verkrijgen van hun einddiploma, zich niet op de hoogte blijven stellen van de ontwikkeling van hun vak. Prof. Roelofs is het wel bekend, dat in de V.S. meer de neiging be staat om de gehele studie te volgen. Teneinde dit te voorkomen zou daarom in Nederland een volledige kortere sHidie moeten worden gevormd.

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1952 | | pagina 53