220
Veel meer dan een willekeurige grootheid is deze ur of <jr2 niet. Keuze
van een uitdrukking met Q-getallen is niet onlogisch, omdat deze ge
tallen als coëfficiënten optreden in de vergelijkingen waaruit de hulp
onbekenden (coördinaten) tenslotte berekend worden. De vorm waarin
(2) gegoten is, wordt dan voornamelijk bepaald door de eis een niet te
ingewikkelde formule te krijgen.
Enig direct verband met de klassieke foutentheorie heeft (2) niet
deze theorie behelst toch de ontwikkeling van modulusformules uit
gaande van een groep veronderstellingen, terwijl (2) alleen bedoeld is
als aanwijzer in hoeverre afwijking van deze veronderstellingen scha
delijk geacht moet worden.
Slechts het bestuderen van toepassingen van (2), vergeleken met
de uit ervaring getrokken conclusies, kan uitmaken of een dergelijke
aanwijzer gevoelig genoeg is. We betreden hier dus een nieuw gebied,
waar (2) een eerste wegwijzer wil zijn.
Toepassing in de dagelijkse praktijk lijkt nog twijfelachtig door de
vrij grote hoeveelheid van noodzakelijk rekenwerk. Men denke zich de
berekening van (2) dan ook voornamelijk als een middel om een beter
gevoel voor deze materie te krijgende ervaren landmeter kan toch ook
veelal de waarde van een puntsbepaling schatten zonder de fouten-
kromme te berekenen.
Een bezwaar van (2) is, dat or in het algemeen met het argument 0
varieert. R. geeft hiervoor geen afdoende remedie en men kan toch
moeilijk van iemand verwachten ar voor een groot aantal waarden van
0 uit te rekenen.
Het doel van het volgende onderzoek is, na te gaan of ov maximum-
of minimumwaarden bij variabele 0 bezit.
Uit (1) volgt
Qxx Qyy Qxy2
O XY
Qrr QxX \sin 9 f)COS
Vxx
Q
cos2 0 (3)
XX
Zijn de bekende richtingscoëfficienten a en b, en stellen we:
dan is (zie (1, 1))
\M]
\D\
Qxx
Qxy
-\al>)
\D\
De matrix Z? kan geschreven worden als:
\aa\ ab\
\ab\ [1bb\
ai
b,
O - |aa'
Qyy - d I
waaruit volgt, dat de waarde van de bijbehorende determinant D o
(we sluiten het geval D o uit).
Maar dan is tevens