Met G^G» 8» 1 =1™0r" 223 Alvorens we ons betoog voortzetten, willen we bewijzen, dat Ri en Ro en dus (zie (14)) R algemeen steeds positief is. Aangetoond werd rèeds, dat Ri en R2 hetzelfde teken hebben, zodat slechts bewezen hoeft te worden dat Rj R2 o. Ofwel, zie (12), ED" 2 FD' GD D' 2 DU of daar met (4) DD" D'2 [Öatx [Qyyl [Qxy'l 0 ED"2FD' GD o. Deze vorm is te schrijven als ED" zFD' GF (E D)(G D") EG DD" (F D')2 F* D2 {(F D)(G D") (F D')2}{EG F2}{DD" D'2}. (1 Alle drie termen zijn positief om dezelfde reden als (4). Te bewijzen is dus nog, dat de eerste term groter is dan de som van de twee andere termen. Hiertoe beschouwen we het tweede standaardvraagstuk correctievergelijkingen aj xx no P' (I^) normaalvergelijkingen GAfl xA ga ("0' p') o, (17) met Gik gik aj a/ o voor /x v volgt voor uit (17) git a/ G'p p' constante (18) Zoals (16) pl geeft uitgedrukt in de xx, zo geeft (18) xx uitgedrukt in de p'. De vorm van de coëfficientenmatrices is in figuur 18 schematisch weergegeven. Het zou logisch zijn nu in te voeren een grootheid IY gik «Y G zodat (17) werd xK Yf p' const. Voor ons doel voeren we echter in de grootheid a'J G**. Hiermee wordt git Y' yk' A' Sih V G^ G'-'f' G^, Gx<* 8£' G^ GK 1) Zie b.v. K. Reicheneder op blz. 74 van de verhandeling Algebraïsche Darstellung der geodatischen Ausgleichungsrechnung, insbesondere beim Aufbau grosser Dreiecksnetze inDie Tatigkeit der Baltischen Geodatischen Kommission in den Jahren 1942-1943. Helsinki 1944.

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1952 | | pagina 9