281 systemen optreden, zijn thans reeds vele malen groter dan de nauw keurigheid waarmee men met deze moderne hulpmiddelen zijn plaats kan bepalen. Ik denk hier b.v. ook aan de moeilijkheden die door Ver- stelle in dit opzicht werden ondervonden, toen enkele jaren geleden een proef werd genomen met plaatsbepaling in Nederland met behulp van Deccazenders, die in Engeland waren opgesteld. Nares komt dan tot de uitspraak: „In order to obtain the highest possible degree of accuracy, as is necessary for fixing positions by means of electronic equipment, a uniform network of coordinates is essential". Ook Jenssen in Denemarken ondervond moeilijkheden met de daar opgestelde Deccazenders, omdat de driehoeksnetten van Noor wegen en Denemarken niet aaneensloten. Als bijzonderheid zij hierbij vermeld, dat thans, met behulp van flare-triangulation een driehoeks meting waarbij men met behulp van fakkels aan parachutes opgehangen grote afstanden kan overbruggen deze verbinding over het Kattegat tot stand is gebracht. Heiskanen somt in zijn publicatie: „On the World Geodetic System" nog enkele verschillen op, nl. tussen Denemarken en Duitsland in breedte 6,4" en in lengte 8,9", tussen Denemarken en Zweden resp. 0,4" en 5,5" en tussen Engeland en Frankrijk resp. 5,4" en 4,0", dus afstanden van enige honderden meters. Nog een ander voorbeeld van moeilijkheden, die weer op geheel ander terrein liggen, nl. de bepaling van vaste punten aan de Oost- en Zuidgrens van Nederland. Hoe dikwijls komt het niet voor, dat Duitse en Belgische torens, die meetkundig bezien uitstekend geschikt en bijna onmisbaar zijn voor deze puntsbepaling, ongebruikt moeten worden gelaten, omdat ze niet in hetzelfde projectiesysteem bekend zijn. Indertijd heeft Van Riel een methode aangegeven om voor Duits land, met behulp van een conforme transformatie in het platte vlak, deze punten om te rekenen in stereografische projectie, de enige juiste methode in deze omstandigheden, echter toch niet geschikt om de nauw keurigheid te bereiken die gewenst was. Uit al deze voorbeelden blijkt wel hoezeer door degenen die gebruik maken van vaste punten in verschillende landen gelegen, de aaneen sluiting van de driehoeksnetten op prijs werd gesteld. Ik kom nu nog even terug op de moeilijkheden die zich bij het pro jecteren van een zo groot gebied als Europa voordoen. Een projectie van de ellipsoïde in het platte vlak zonder vervormingen is nu eenmaal onmogelijk; dit kan men alleen bereiken door projectie op een globe. Bovendien is het duidelijk, dat de vervormingen zullen toenemen met de uitgestrektheid van het oppervlak dat men wil projecteren. Hoewel de geodeet dus niet kan bereiken, dat de projectie in het platte vlak in zijn geheel een gelijkvormig beeld geeft van het te projecteren ge bied, kan hij wel eisen, dat deze gelijkvormigheid bestaat in oneindig kleine delen. Men spreekt dan van een conforme, ook wel orthomorphe of autogonale projectie. Gauss heeft dit vraagstuk op de meest alge mene wijze opgelost, nl. de afbeelding van een gebogen oppervlak op een ander gebogen oppervlak, zodanig, dat de figuren in de kleinste

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1952 | | pagina 11