282 delen gelijkvormig zijn. Dit houdt in, dat de hoeken die in een bepaald punt zijn gemeten, in projectie ongewijzigd overgaan en dit is voor de geodesie een belangrijke eigenschap. Immers de bepaling van vaste punten geschiedt meestal door middel van hoekmeting. En bovendien volgt uit deze eigenschap, dat de vergroting, de verhouding tussen één zelfde lijnelement in projectie en op het oorspronkelijke oppervlak, per punt in alle richtingen gelijk is. Dit geeft grote voordelen bij het be rekenen van correcties aan afstanden. Bij een conforme projectie wordt dus een oneindig kleine cirkel weer als een cirkel afgebeeld, bij een niet-conforme projectie daarentegen als een ellips, en hierbij ondergaan niet alleen de hoeken veranderingen, maar bovendien is de vergroting afhankelijk van de richting van het lijnelement. Een tweede eis, die weer speciaal de geodeet, en niet zozeer de carto graaf aan een projectie stelt, is dat deze vergroting van punt tot punt zo weinig mogelijk verandert. Men zou nu kunnen denken, dat het voorkomen van de twee eerstgenoemde eigenschappen dat de hoeken ongewijzigd blijven en de vergroting per punt in alle richtingen gelijk is ten koste zou gaan van de wijziging in de vergroting, m.a.w. dat deze sneller van punt tot punt zou veranderen dan bij de niet-con- forme projecties. Het tegendeel is echter het geval. Als men de con forme projecties vergelijkt met die niet-conforme, die uit het oogpunt van de variatie in de vergroting bezien het gunstigst zijn, dan komt men tot de conclusie, dat ook in dit opzicht aan de conforme projecties de voorrang moet worden gegeven. U zult zich wellicht afvragen welke voordelen de niet-conforme pro jecties dan wel bezitten. Vanuit geodetisch standpunt inderdaad gene; de cartograaf gebruikt ze echter geregeld. Als het gaat om de afbeel ding van grote landen en continenten, in atlassen b.v., dus in het alge meen van kaarten op kleine schaal, wordt b.v. de aequivalente projectie veel gebruikt, zoals ik reeds zei een projectie waarbij oppervlakken ongewijzigd blijven, daarentegen hoeken en afstanden veranderingen ondergaan. De cartograaf krijgt aldus, vooral bij zeer grote oppervlak ken als continenten, op het oog een betere voorstelling van de grootte van het gebied, de geodeet kan deze projectie echter niet gebruiken, omdat hoeken en afstanden dusdanig veranderen hoewel moeilijk op het oog te constateren dat hij niet meer op eenvoudige wijze in dit systeem kan rekenen. Hij is ook met zijn conforme projectie gebonden aan relatief kleine gebieden, wil de variatie in de vergroting niet te grote afmetingen aannemen. In Nederland b.v. varieert de ver groting van de hier gebruikte stereografische projectie van 0,9999 'n het centrale punt tot 1,0001 aan de randen van het land; dit betekent dus een maximale correctie aan afstanden van 1 cm op 100 m, maar deze correctie neemt snel toe, zodra men het gebied verder uitbreidt. Hoewel men op oneindig veel manieren een conforme projectie tot stand kan brengen, moge ik volstaan met het noemen van enkele in de practijk veel gebruikte typen. De keuze hangt af van de vorm van het gebied dat men wil projecteren. Strekt een land zich uit in Oost-West- richting langs de aequator, dan zal men de projectie van Mercator ge-

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1952 | | pagina 12