284
drage dit werk heeft geleverd tot de vormbepaling van de geoïde. Men
is het er tegenwoordig wel over eens, dat de ellipsoïde van Hayford,
wat zijn afmetingen betreft, een voldoende benadering van de geoïde
is om als grondslag te kunnen dienen voor de geodetische berekeningen,
en ook bij de Europese vereffening is deze ellipsoïde gebruikt. Echter
de moeilijkheid was ook hier weer de stand van deze ellipsoïde ten
opzichte van de geoïde. Reeds bij de vereffening van het Centraal-
Europese net, die in 1947 gereed kwam, heeft men deze stand, met
Potsdam als centraal punt, vastgelegd en later zonder meer de reste
rende delen aan dit centrale net aangesloten. Dit is weer geschied op
de oude manier, nl. door astronomische en geodetische waarden van
het reeds bestaande Duitse driehoeksnet, dus van een relatief klein
gebied, te vergelijken en hierop een vereffening van schietloodafwij -
kingen toe te passen. Zoals we reeds zagen is deze methode niet aan
bevelenswaardig. Zelfs werd de werkwijze van Hayford om van te
voren aan de astronomisch gemeten waarden correcties voor topografie
en isostasie aan te brengen, niet toegepast, onder het motief, dat het
kaartmateriaal hiervoor ontbrak. Er bestaat dan ook twijfel over de
juistheid van de in Potsdam aangenomen schietloodafwijking en de
mogelijkheid bestaat, dat de ellipsoïde aan de ene zijde van Europa zich
boven de geoïde verheft en aan de andere zijde er beneden ligt, terwijl
men niet weet hoe groot de onderlinge afstand tussen geoïde en ellip
soïde is. En deze afstand is bepalend voor de correcties die aan de
basismetingen moeten worden aangebracht, om deze van geoïde naar
ellipsoïde te herleiden. Op deze manier kunnen systematische fouten
ontstaan die veel groter zijn dan de fouten in de metingen.
Alleen de gravimetrie kan hier uitkomst brengen. Men kan immers
tegenwoordig zowel te land als op zee men denke hierbij aan het
hoogst belangrijke werk van Prof. Vening Meinesz zwaartekrachts
metingen verrichten. Deze waarnemingen van de zwaartekracht verge
lijkt men met de theoretische zwaartekracht, berekend in de ver
onderstelling, dat de aarde een ellipsoïde is. De verschillen die men
tussen beide waarden vindt, noemt men de anomalieën. Bedenkt men
nu, dat zowel deze anomalieën als de onregelmatigheden van de geoïde
en daarmede tevens de schietloodafwijkingen, éénzelfde oorzaak heb
ben, nl. de onregelmatige verdeling van de massa's boven- en onder
gronds, dan kan men zich voorstellen, dat het mogelijk is met behulp
van deze anomalieën zowel de afwijkingen van de geoïde ten opzichte
van de ellipsoïde als ook de schietloodafwijkingen te berekenen. Maar
nu over de gehele aarde t.o.v. éénzelfde referentie-ellipsoïde, die men
de aardellipsoïde noemt, waarvan de as samenvalt met de as en het
middelpunt met het zwaartepunt van de geoïde. De aldus bepaalde
schietloodafwijkingen noemt men dan ook absoluut, in tegenstelling tot
de relatieve, die men volgens de astronomisch-geodetische methode be
paalt. Een moderne geoïde-bepaling maakt gebruik van beide methoden
voor de vormbepaling van de aarde in het bijzonder van gravimetrische
waarnemingen. Het is daarom ook wenselijk, dat bij een vereffening
van grote gebieden eerst op gravimetrische wijze zo goed mogelijk de