287
Mijne Heren Hoogleraren en Lectoren van de Afdeling der Weg- en
Waterbouwkunde,
Het is voor mij een grote eer met U te mogen medewerken aan de
opleiding van de studenten aan deze Hogeschool. Ik hoop, dat U mij
Uw raad en steun, waar nodig, niet zult willen onthouden.
Op deze dag in het bijzonder gaan mijn gedachten terug naar wijlen
Professor J. M. Tienstra, die gedurende 13 jaren als Hoofd van de
Bijhoudingsdienst van de Rijksdriehoeksmeting mijn chef is geweest.
Een ieder die hem heeft gekend, zal begrijpen, dat ik hiermede een
groot voorrecht heb genoten. Zijn gave om, bijna ongemerkt, leiding
te geven en wetenschappelijke belangstelling te kweken, terwijl hij
steeds bereid was op vriendelijke en eenvoudige wijze van zijn grote
kennis aan anderen over te dragen, hebben mij steeds met de meeste
hoogachting vervuld. Het is mij een behoefte op deze dag uit te spreken
van hoe grote betekenis hij ook voor mij is geweest.
Hooggeleerde Vening Meinesz,
Gaarne maak ik gebruik van deze gelegenheid U mijn dank te be
tuigen voor de vriendelijke wijze waarop U mij steeds tegemoet zijt ge
komen gedurende de perioden die ik voor U mocht werkzaam zijn. Ik
achtte het een groot voorrecht aldus ook kennis te nemen van de phy-
sische geodesie, die naast de mathematische, mede als gevolg van Uw
baanbrekend werk op gravimetrisch gebied, van steeds grotere betekenis
gaat worden. Ik hoop, dat ik ook in mijn nieuwe werkkring op Uw
steun zal mogen blijven rekenen.
Hooggeleerde Roelofs, Hooggeleerde Baar da, Hooggeachte Haasbroek,
Reeds gedurende vele jaren had ik het voorrecht in Uw onmiddellijke
omgeving te mogen werken. De vele waardevolle adviezen die ik
gedurende deze periode van U mocht ontvangen, hebben mede richting
gegeven aan mijn ontwikkeling. Voor Uw vriendelijke houding en Uw
belangstelling betuig ik U mijn oprechte dank. Ik stel het op hoge prijs
in de toekomst nauwer met U te mogen samenwerken en ik hoop, dat
U dan ook bereid zult zijn mij met raad en daad terzijde te staan.
Hoogedelgestrenge Stoorvogel,
Nu ik de Bijhoudingsdienst van de Rijksdriehoeksmeting en daar
mede de kadastrale dienst ga verlaten, moge ik U dank betuigen voor
Uw welwillendheid, mij gedurende de afgelopen jaren getoond. Het
verheugt mij, dat de band met het Kadaster toch zal blijven bestaan,
daar immers een gedeelte van de geodetische studenten, aan wier op
leiding ik nu mag medewerken, bij Uw dienst hun plaats zullen vinden.