288 Hooggeachte Meertens, Onder alle oud-collega's van het Kadaster moge ik mij speciaal tot U richten. Vele jaren heb ik naast en onder U mogen werkzaam zijn. Ik heb gedurende deze periode dikwijls van Uw adviezen mogen pro fiteren en Uw vriendelijkheid en collegialiteit op hoge prijs gesteld. Ik hoop, dat de band die gedurende deze periode tussen ons is gelegd, niet zal worden verbroken. Dames en Heren van de Bijhoudingsdienst der Rijksdriehoeksmeting, Voor de aangename wijze waarop ik in de afgelopen jaren met U mocht samenwerken, breng ik U hartelijk dank. Ik weet, dat Uw werk U zeer ter harte gaat en dat U steeds Uw beste krachten hieraan hebt gegeven, ook al moest U zich hiervoor dikwijls opofferingen getroosten. Ook moge ik mijn dank brengen aan Mejuffrouw Best en de Heer De Vries van het Centraal Teken- en Opleidingsbureau van het Ka daster in Den Haag voor de prettige en doeltreffende wijze waarop zij vaak met mij hebben samengewerkt. Heren geodetische studenten, Gedurende de laatste tientallen jaren is de ontwikkeling van de geo detische wetenschap met grote schreden voortgegaan en de opleiding heeft daarmede gelijke tred gehouden. Stelt zo enerzijds een uitge breid studieprogramma aan U reeds hoge eisen, anderzijds zijn er zo veel terreinen waarop Gij U als student ook beweegt, dat ik het woord dat één Uwer in een Lustrumboek van het Landmeetkundig Gezelschap „Snellius" schreef„Ons rest nog slechts de taak hier tussendoor te varen zonder al te veel brokken te maken" ten volle kan aanvoelen. Het is moeilijk hier de juiste koers te houden. Voor zover het in mijn vermogen ligt zal ik U bij Uw studie steeds gaarne ter zijde staan en ik hoop, dat in onderling vertrouwen een samenwerking moge ontstaan, die U zowel als mij ten goede zal komen. Ik heb gezegd.

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1952 | | pagina 18