292
waarde voor basismeting; de lengte van een driehoekszijde kan recht
streeks worden bepaald, zodat trigonometrische vergroting met alle
daaraan verbonden nadelen, overbodig is.
Het instrument bestaat uit twee delen, de eigenlijke geodimeter en
de vlakke spiegel. De geodimeter weegt ongeveer 75 kg en is van
zodanig formaat, dat transport ervan, ook door minder begaanbaar
gebied, door twee man kan geschieden. De vlakke spiegel is aanzienlijk
lichter en kan gemakkelijk door één man worden gedragen.
Voor de afstandsmeting wordt gebruik gemaakt van lichtinterferen-
tie. Voor het constateren van interferentie wordt niet de golflengte van
het licht gebruikt, zoals in de licht-interferentie-comparator van
Vaisala, doch de groepsgolflengte van lichtpulsen.
Het licht wordt verkregen van een lamp, waarvan de gloeidraad zo
goed mogelijk een puntvormige lichtbron voorstelt. Het licht hiervan
wordt afwisselend onderbroken en doorgelaten met een frequentie van
ongeveer 10 MHz t). Aangezien een sluiter met een werkingstijd van
io—7 sec mechanisch onuitvoerbaar is, wordt hiervoor een electro-
optische sluiter gebezigd.
De groepsgolflengte L van het op deze wijze doorgelaten licht wordt
gevonden uit
V
L 3.108 icr~7 meter 30 m,
waarin v de voortplant!ngssnelheid van het licht en F de frequentie
van de lichtpulsen voorstelt. Iedere lichtpuls heeft in de ruimte dus
een lengte van ongeveer 15 m. De frequentie van 10 MHz wordt
geleverd door een oscillator, die door een kristal wordt gecontroleerd.
De gezochte lengte wordt in het gehele verdere betoog „basis" ge
noemd. Op het ene basisuiteinde wordt de geodimeter opgesteld. De
lichtpunten bewegen zich naar het andere basisuiteinde, waar de vlakke
spiegel de pulsen terugkaatst naar de geodimeterdaar worden zij
opgevangen op een foto-electrische cel. De gevoeligheid van deze cel
varieert met dezelfde frequentie als waarmee de lichtpulsen door de
electro-optische sluiter worden doorgelaten. Deze variatie in gevoelig
heid geschiedt zodanig, dat de fotocel maximaal gevoelig is wanneer
een lichtpuls wordt doorgelaten, dus de sluiter geopend is. Gedurende
de tijd, dat door de sluiter geen licht wordt doorgelaten, is de fotocel
ongevoelig.
Het is duidelijk, dat op deze manier de fotocel, die stroom afgeeft
welke een functie is van de hoeveelheid licht waardoor hij wordt
getroffen, voor een bepaalde afstand D van de vlakke spiegel een
constante stroom afgeeft. In het bijzondere geval, dat de fotocel on
gevoelig is gedurende de tijd dat een lichtpuls arriveert en dus ge
voelig is gedurende de tijd dat er geen licht op valt, zal hij constant
geen stroom afgeven. Het andere extreem doet zich voor, wanneer
de fotocel gevoelig is gedurende de gehele tijd dat een lichtpuls aan-
1) 1 Hz (hertz) t= 1 periode per secunde,
1 MHz (megahertz) 10® hertz.