299
4. DE FOTOCEL
De fotocel bestaat uit een anode en een kathode. Het licht valt op
de kathode. Tussen anode en kathode bevinden zich 9 binodes. De
binode het dichtst bij de anode is geaard en heeft een spanning nul.
Vanaf deze binode neemt de spanning toe met 90 V per binode tot
de kathode. Op de anode staat dezelfde hoogfrequente wisselspanning
die ook op de electroden van de Kerr-cel staat. De laagfrequente wissel
spanning bereikt de anode dus niet.
Wordt de kathode belicht, dan wordt een aantal electroden vrij
gemaakt, dat zich naar de eerste binode spoedt. Daar aangekomen zal
de botsing van elk der electronen drie of vier nieuwe electronen vrij
maken enz., tot de laatste binode, waar een groot aantal electronen
arriveert, die door de anode geabsorbeerd kunnen worden gedurende
de tijd, dat de anode positieve spanning heeft. Hiermede is de ge
voeligheid van de fotocel gekoppeld aan de werking van de electro-
optische sluiter, zoals reeds in de eerste paragraaf werd gezegd.
Het aantal electronen dat bij de anode arriveert, is afhankelijk van
de mate van belichting van de kathode en derhalve variabel met de
zelfde frequentie als waarmee de electro-optische sluiter licht door
laat en onderschept. Absorptie van electronen door de anode gedu
rende de tijd, dat deze positief geladen is, wordt als een electrische
stroom in de anodekring waargenomen. De grootte van deze electrische
stroom is afhankelijk van de afstand tot de vlakke spiegel en daar
nevens van de fase van de aankomende lichtpulsen. De electrische
stroom in de anodekring is derhalve constant gedurende de 0,01 sec
dat een bepaald laagfrequent spanningsverschil tussen de electroden
van de Kerr-cel bestaat en verspringt vervolgens naar de waarde die
behoort bij de toestand waarin de lichtpulsen 1800 in fase zijn ver
schoven ten gevolge van het omdraaien van teken van eerder genoemd
spanningsverschil.
De fotocel heeft zijn grootste gevoeligheid in het blauw-groene ge
deelte van het spectrum, om welke reden van een blauw en een groen
filter gebruik wordt gemaakt.
5. HET IJKEN
Het ijken van de kristallen kan geschieden in radio-laboratoria,
zoals van de PTT en Philips met een nauwkeurigheid van ongeveer
io—8. Hoewel de frequentie van de kristallen als stabiel moet worden
gekwalificeerd, verdient het aanbeveling, iedere afstandsmeting vooraf
te doen gaan en te doen volgen door een ijking van de kristallen.
Vooral transport over minder begaanbare wegen kan de reden zijn
van het veranderen van de frequentie met enige Hz.
Aan boord van opnemingsvaartuigen kan het ijken van de kristallen
geschieden door het opvangen van standaardfrequenties met behulp
van de scheepsontvanger. Er zijn reeds verschillende radiostations
die ononderbroken standaardfrequenties uitzenden, zoals de Ameri-