300 kaanse stations Washington D.C. (WWV), Hawaii (WWVH), Tokyo Kemikawa-machi Chiba (JJY) en enige Engelse stations. De uitgezon den standaardfrequenties zijn: 4, 5, 7, 9, 10, 13 15, 20 MHz alsmede in sommige gevallen een modulatiefrequentie van 440, 600 of 1000 Hz, die eveneens kan worden gebruikt voor ijkdoeleinden. De nauw keurigheid van de uitgezonden frequenties varieert van io~6 tot io—7. De ijking geschiedt door op een bepaalde wijze de frequentie van het kristal in de radio-ontvanger te brengen en te vergelijken met de door het zendstation uitgezonden standaardfrequentie. De vergelijking zal resulteren in het optreden van een zwevingstoon, waarvan de fre quentie kan worden gemeten met een audiometer of een toongenerator. De toongenerator kan weer worden geijkt op de modulatiefrequentie, indien dit nodig mocht zijn. Zoals reeds in 1 werd aangegeven, wordt de kleine afstand A tussen het laatste nulpunt en de vlakke spiegel met de geodimeter gemeten, doordat het gehele systeem van nulpunten zolang langs de basis wordt verschoven, tot het laatste nulpunt samenvalt met de vlakke spiegel, welk moment op de ampèremeter wordt afgelezen. Dit geschiedt door een electrische faseverschuiving, die onmiddellijk na de metingen langs optische weg geijkt moet worden. Hiertoe is in de geodimeter een lichtweg van bekende lengte ingebouwd. Door achter de analysator een kleine vlakke spiegel te schuiven, wordt het licht naar boven in de optische ijkinrichting gereflecteerd en na hierin een bepaalde afstand doorlopen te hebben, wordt het licht naar beneden teruggekaatst en door middel van een tweede vlakke spiegel op de kathode van de fotocel gebracht. De afstand die het licht in de optische ijkinrichting doorloopt is te variëren en op deze wijze kan worden nagegaan met welke afstand in de ruimte de electrische faseverschui ving overeenkomt die noodzakelijk was om de ampèremeter stroom loos te maken. Hiermee is dus de meting van afstand A geijkt. Ook de ampèremeter moet worden geijkt, waaronder in dit geval kan worden verstaan het bepalen van de indexcorrectie. Staat de geodimeter volledig in bedrijf en zou men de lamp doven, dan moet de ampèremeter nulstroom aangeven. Dit zal over het algemeen niet het geval zijn, omdat door allerlei lekkages in isolatie en andere oor zaken de wijzer van de ampèremeter een van nul verschillende stand zal innemen. Deze stand wordt de „dark current" genoemd en wordt beschouwd als de nulstand die bij de meting moet worden nagestreefd. 6. HET OPSTELLEN EN JUSTEREN Geodimeter en vlakke spiegel worden zodanig opgesteld, dat zij onderling zichtbaar zijn. Dit geschiedt over het algemeen nog bij dag licht. Vervolgens worden zij bij benadering op elkaar gericht. Hierbij maakt de man bij de vlakke spiegel gebruik van de richtkijker die aan de vlakke spiegel bevestigd is en loodrecht op het vlak van de spiegel staat. Tegen de schemering wordt aangevangen, met het justeren van de optiek van de geodimeter, wat in hoofdzaak inhoudt het contro-

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1952 | | pagina 30