303
Literatuuroverzicht
terrein ook niet groter dan i 1.000.000 gesteld worden. Hieruit volgt,
dat een afstand, gemeten onder goede meteorologische omstandigheden
en met waarneming van alle gegevens die de voortplantingssnelheid van
het licht beïnvloeden, een relatieve middelbare fout zal bezitten van
ongeveer: 2 io-'6 i 710.000.
Het bedrag van 1 710.000 kan worden beschouwd als een maat
voor de te verwachten uitwendige nauwkeurigheid. De inwendige
nauwkeurigheid, die nauw samenhangt met de gevoeligheid van het
instrument, ligt hoger en neemt iets toe met het toenemen van de
afstand. Uit de tot nu toe genomen proeven is gebleken, dat op een
afstand van 30 km een inwendige nauwkeurigheid van 1 1.500.000
vrij gemakkelijk is te bereiken.
Het instrument wordt door A.G.A. in de handel gebracht voor
ruim 35.000 Zweedse Kronen 27.000.Met reserveonderdelen
bedraagt de prijs 30.000.De levertijd is ongeveer 12 maanden.
H. Wolf: Die strenge Ausgleichung grosser astronomisch-
geodatischer Netze mittels schrittweiser Annaherung. Veröffent-
lichung des Instituts für F.rdmessung (nu Institut für Angewandte
Geodasie) nr. 7. 123 blz. 1 kaart 19 tabellen, 15 X 21 cm. Bam
berger Verlagshaus, Meisenbach Co. Bamberg, 1950. Prijs Dm 4.
Deze verhandeling kan men als een gevolg zien van de door de
medewerkers van het Institut für Erdmessung gemaakte studies van
de problemen, samenhangende met de vereffening van uitgestrekte
driehoeksnetten. Voor de eigenlijke vereffening van het Midden-
Europese driehoeksnet is de beschreven, zgn. strenge methode niet
gebruikt.
Beschouwd wordt een vereffeningsmodel waarin alleen driehoeks- en
sinusvoorwaarden en Laplace- en basisvoorwaarden voorkomenover
de afwijking van niveauvlakken en referentie-ellipsoïde wordt nauwe
lijks gesprokenWolf is van mening dat de hiermee samenhangende
problemen afzonderlijk opgelost kunnen worden bij de plaatsbepaling
van het net op de ellipsoïde. Dit laatste vraagstuk wordt dan ook in een
afzonderlijke publicatie, nr. 6, behandelddat het geen zin heeft dan
nog van een „strenge" oplossing te spreken, vermeldde ik reeds in de
bespreking van deze publicatie in dit tijdschrift (jg. 1950, blz. 170).
Voor een beschouwing van het gehele vraagstuk verwijs ik naar het
verslag van de voordrachten gehouden op de studiedagen van de
N.L.F. in 1951. Ik beperk mij nu tot een beschouwing van de wis
kundige gedachtengang van Wolf, en wel, gezien de belangrijkheid
van het behandelde vraagstuk, in vrij uitvoerige vorm.
Stel men beschikt over waarnemingen p; van de n grootheden P
(als hoeken, lengten, azimuths), met cofactoren g,k p', pk.
De betrekkingen zijn