LANDMEETKUNDE
Ir. G. J. BRUINS
De aaneensluiting van de Europese driehoeksnetten
Lector aan de Technische Hogeschool te Delft:
Rede uitgesproken bij de aanvaarding van het ambt van Lector in het landmeten,
het waterpassen en de geodesie aan de Technische Hogeschool te Delft, op
Donderdag 23 October 1952.
Mijne Heren Curatoren en Hoogleraren, Dames en Heren Lec
toren, Dames en Heren Leden van de Wetenschappelijke Staf,
Dames en Heren Studenten en voorts Gij allen, die door Uw
aanwezigheid hedenmiddag van Uw belangstelling blijk geeft.
Zeer geachte Toehoorders,
Nu men gedurende de laatste jaren allerlei pogingen onderneemt om
op politiek, economisch en militair terrein een nauwere samenwerking
tussen de landen van West-Europa te verkrijgen, is het merkwaardig
te constateren, dat ook de geodetische techniek in dit opzicht niet is
achtergebleven. Integendeel, men kan op dit terrein sinds een jaar met
recht spreken van een Verenigd Europa, waarmede ik dan bedoel de
aaneensluiting van de driehoeksnetten der verschillende Europese
landen. Het idee van deze aaneensluiting dateert echter niet uit de
jaren na de tweede wereldoorlog, maar is reeds meer dan anderhalve
eeuw oud. Veel is er gedurende deze periode over dit probleem ge
schreven en gesproken. Het was dan ook een gebeurtenis in de historie
der geodesie, toen in September 1951 op het Internationaal Geodetisch
Congres te Brussel werd medegedeeld, dat deze aaneensluiting was vol
tooid. Voor dit onderwerp moge ik daarom hedenmiddag enkele ogen
blikken Uw aandacht vragen. De voorgeschiedenis en de betekenis van
dit werk en de wijze waarop Nederland hierbij betrokken is geweest,
geven hiertoe voldoende aanleiding.
De taak der geodesie pleegt men meestal in twee delen te onder
scheiden, nl. ten eerste de vorm- en groottebepaling van de aarde en
ten tweede het verschaffen van een raamwerk van punten die in onder
linge ligging bekend zijn, zowel in horizontale als in verticale zin. Dit
raamwerk moet dienen voor het afbeelden van het terrein, hetzij nume-
risch, dus in getallen ten opzichte van een coördinatenstelsel, hetzij
grafisch door middel van kaarten op grote en kleine schaal.
Om deze tweeledige taak te vervullen verricht men allerlei soort
metingenhoekmetingen, afstandsmetingen, hoogtemetingen, astrono
mische lengte-, breedte- en azimuthsbepalingen, terwijl gedurende de
d