276 terreinpunten te bepalen. Men hoeft hierbij slechts te denken aan een bergterrein, waarvan de toppen dikwijls uitstekend als driehoeks- punten kunnen worden gebruikt, maar waar een afstandsmeting met grote moeilijkheden gepaard gaat. Het aantal graadmetingen is hierdoor in de 18de eeuw aanmerkelijk toegenomen en ten tijde van Gauss waren er zeker reeds een tiental verricht. Hij is het geweest, die op zeven betrouwbare graadmetingen, waarvan er dus vijf overtollig waren, zijn methode van de kleinste kwadraten heeft toegepast om een inzicht te krijgen in de nauwkeurigheid van de bepaling van lange as en afplatting en hij constateert, dat de correcties die aan de verschillende metingen moeten worden aangebracht, veel groter zijn dan de middel bare fouten in deze metingen. In zijn in 1828 geschreven: „Bestim- mung des Breitenunterschieds zwischen Göttingen und Altona" schrijft hij dan, vrij vertaald„Gezien deze resultaten kan men de aarde gerust als een omwentelingsellipsoïde beschouwen, waarvan de werkelijke oppervlakte hij bedoelt hiermede de geoïde overal nu eens met hogere, dan weer met lagere, soms met langere, dan weer met kortere, golven afwijkt. Zou het mogelijk zijn de gehele aarde met één aaneen gesloten driehoeksnet te bedekken en aldus de onderlinge ligging van alle punten te berekenen, dan zou op deze manier de ideale omwente lingsellipsoïde gevonden kunnen worden door de richtingen van de normalen op deze ellipsoïde zo goed mogelijk in overeenstemming te brengen met de astronomische metingen", m.a.w. Gauss wil de som van de kwadraten van de schietloodafwijkingen over alle continenten mini mum maken. Hij gaat dan verder: „Hoewel men van dit ideaal steeds ver verwijderd zal blijven, lijdt het toch geen twijfel, dat in de komen de eeuwen de mathematische kennis van de vorm van de aarde zeer zal toenemen. De uitbreiding van het aantal graadmetingen is slechts het begin. Zij leveren nl. slechts resultaten voor een klein aantal punten, die op geïsoleerde lijnen liggen; hoeveel belangrijker zullen echter de resultaten zijn als de trigonometrische operaties, die in de verschillende landen met de beste hulpmiddelen zijn uitgevoerd, aaneengesloten wor den en tot één samenhangend systeem worden verenigd. Misschien is de hoop niet ongegrond, dat eens alle sterrewachten van Europa door een driehoeksmeting zullen worden verbonden". Ruim 123 jaar later is deze laatste voorspelling in vervulling gegaan. Tot het verschaffen van de afmetingen van het model, de ellipsoïde, heeft deze Europese aaneensluiting echter niet meer bijgedragen. Im mers, sinds de bovenaangehaalde uitspraken van Gauss, zijn zeker twintig verschillende pogingen aangewend om deze afmetingen zo goed mogelijk te bepalen, totdat in het jaar 1909 Hayford aan de gedachte van Gauss tegemoet is gekomen. Hij gebruikte, als eerste,'niet meer het systeem van geïsoleerde lijnen om de afmetingen te berekenen, maar een systeem van aaneengesloten driehoeken, dat een groot deel van de Verenigde Staten bedekte. Zelf vergelijkt Hayford zijn methode met de opgave om uit een stuk metaal waarvan de vorm overeenkomt met het gebogen oppervlak van de geoïde, de afmetingen af te leiden van de ellipsoïde die er het best bij aansluit, terwijl de klassieke

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1952 | | pagina 6