278
centraal punt genoemd, omdat het altijd ongeveer in het midden van
het land is gelegen. In dit centrale punt werden een astronomische
lengte-, breedte- en azimuthsbepaling uitgevoerd om het driehoeksnet
de juiste plaats en oriëntering op de ellipsoïde te geven. Omdat men
de schietloodafwijking van dit centrale punt niet kende, werd deze
meestal gelijk nul gesteld, d.w.z. men liet in dat punt de normaal van
de ellipsoïde samenvallen met de schietloodrichting en wel zodanig,
dat de as van de ellipsoïde evenwijdig liep met de hemelas. Op deze
manier werd dus de ellipsoïde op een willekeurige manier t.o.v. de
geoïde vastgelegd. Soms werden wel meer punten astronomisch be
paald en maakte men door een vereffening de som van de kwadraten
van de schietloodafwijkingen voor deze punten minimum, om aldus een
betere stand van de ellipsoïde t.o.v. de geoïde te verkrijgen, maar bij
relatief kleine gebieden is dit toch geen ideale oplossing. Bovendien
bestaan tegen deze vereffeningsmethode principiële bezwaren; immers
de schietloodafwijkingen gedragen zich niet als toevallige fouten vol
gens de normale verdeling van Gauss.
Op deze manier heeft dus ieder land voor zich de ligging van zijn
ellipsoïde t.o.v. de geoïde bepaald. Het gevolg is dan ook, dat waar
schijnlijk geen van al deze ellipsoïden in zijn geheel zo goed mogelijk
bij de geoïde zal aansluiten en de ellipsoïden ten opzichte van elkaar
verschoven liggen. In welke mate deze verschuiving zich voordoet
weten we niet, omdat we niet goed ingelicht zijn omtrent de schietlood
afwijking in het centrale punt. Hoe verder men zich van het centrale
punt verwijdert, hoe meer deze invloeden zich zullen doen gevoelen.
Het is dan ook, door al deze oorzaken, niet verwonderlijk, dat de
geografische coördinaten van identieke punten aan de landsgrenzen
grote verschillen vertonen. Deze verschillen liepen lineair uitgedrukt
soms op tot 700 meter.
Hierbij komt nog iets anders. Om een kaart te maken moeten deze
geografische coördinaten worden omgezet in rechthoekige coördinaten
volgens formules, afhankelijk van de keuze van de kaartprojectie. Daar
men nu in elk land de projectie had gekozen die voor dat land het
meest geschikt leek te zijn en elke projectie zijn eigen vervormingen
met zich meebrengt, die zich speciaal aan de landsgrenzen doen ge
voelen, was dit een oorzaak te meer, dat de systemen van rechthoekige
coördinaten aan de landsgrenzen niet met elkaar in overeenstemming
konden worden gebracht.
Nu men thans echter beschikt over een samenhangend systeem van
geografische coördinaten over geheel Europa heeft men zich ook op
nieuw bezonnen over de meest geschikte projectie. Hoe groter het
gebied dat men met eenzelfde projectie bestrijkt, hoe beter, immers men
heeft dan één samenhangend systeem van rechthoekige coördinaten,
waarin men op uniforme wijze kan rekenen, en tevens kan men het
terrein verdelen in aaneensluitende kaartbladen van kwadratische of
rechthoekige vorm, waarbij de randen overeenkomen met ronde ge
tallen van abscissen en ordinaten. Het is speciaal van militair belang,