s p*A
9
Voor bouwland geldt
7b (37,5 2,9 P) (225,5 2.9 P) g^n/ha/jaar (4)
De door Yb weergegeven kosten bereiken hun laagste waarde voor
225,5 2,9 p
c 212'Z-L d.w.z.
37,5 2,9 P
indien p 0,5 1,0 2,0 4,0 8,0 16,0 ha
is c (7b min) 5,8 5,7 5,3 4,8 4,1 3,2
De overeenkomstige formules en cijfers voor grasland zijn:
y (27 1,6 P) c* (161 1,6 p) c-'/a gulden/ha|jaar. (5)
Indien p 0,5 1,0 2,0 4,0 8,0 16,0 ha
is c (Fg min) 5,8 5,7 5,4 5,° 4,4 3,5
De kosten Y zijn in fig. 2 voor bouwland en grasland voor drie ver
schillende perceelsgrootten (p) tegen de perceelsvorm (c) uitgezet.
Ter plaatse van de minima blijken de curven een vrij vlak verloop
te hebben. Daarop gronden wij de conclusie, dat c ten minste 4^5
en ten hoogste 8 a 10 moet bedragen.
De hier genoemde conclusie is aanvechtbaar op de volgende punten
1. De landbouwkundig meest gewenste vorm is een functie van allerlei
concrete gegevens, terwijl wij werkten met aangenomen „normale"
waarden. Meer dan om de exacte cijfers gaat het dus om de gevolgde
methode, volgens welke in een bepaald geval de optimale vorm is te
vinden. Een moeilijkheid blijft, dat de berekeningen voornamelijk ge
baseerd zijn op de lonen, prijzen en tractieverhoudingen die ten tijde
van de berekening gelden, terwijl voor een verantwoord verkavelings-
ontwerp eigenlijk een prognose nodig is.
Het aandeel, dat de verschillende componenten (hierboven genoemd
onder 3. a t/m 3. d) hebben in de kosten weergegeven door Fb, hangt
voornamelijk af van de perceelsvorm. Tabel 1, opgesteld voor bouw
land voor een perceelsgrootte van 1 ha, geeft hiervan een voorbeeld.
TABEL 1
L
c B~ 1
3
6
9
3 .a Opbrengstderving
3.C Afstand tot de weg
3 .d Wendakkers
29,2
35,4
4>°
31,2
29,4
45.4
5,2
20,0
29.5
51.6
5,9
13.0
29,6
54,6
6,2
9.6
Uit deze tabel volgt
a. De verliezen tengevolge van opbrengstderving (dus randverliezen
karpadverliezen wendakkerverliezen)uitgedrukt in een percen
tage van F zijn nagenoeg onafhankelijk van de perceelsvorm.