11
In gebieden waar sloten gewoonlijk ontbreken, zoals onze essen,
komt deze post te vervallen. Formule (i) gaat dan over in:
(12 2,9 p) cTA (48 2,9 p) c~V*
yb '-2JALgulden/ha/jaar,
py2
waarbij voor p 1 ha de gunstigste perceelsvorm wordt gevonden
bij c 2,4. Brengt men de wegkosten in rekening, dan bereikt men
de minimale exploitatiekosten (F y Kvoor c— 12 (wederom
bij p 1 ha). Weliswaar zal men op grond van niet-economische
motieven de percelen wel nooit zo lang willen maken, toch blijkt
hieruit voldoende, dat men in gebieden zonder sloten de percelen
sterk kan „uitrekken".
c. De invloed die de afstand tot de weg heeft op de exploitatiekosten
is bij p 1 ha onbeduidend. Bij zeer grote percelen treedt dit aan
deel in de variabele exploitatiekosten sterk naar voren. Hieruit volgt
nogmaals, dat bij toenemende perceelsgrootte de optimale c-waarde
daalt.
d. Het deel dat de wendakker door extra arbeid en dus extra kosten
vraagt, is bij korte brede percelen aanzienlijk, maar neemt uiteraard
bij langwerpige percelen snel af.
2. Een gemiddeld bedrag voor K is onder Nederlandse omstandigheden
niet dan met een flinke slag om de arm te geven.
3. Aanvechtbaar is zonder twijfel de privaat-economische grondslag
waarmee wij werkten. Deze is niet geheel in overeenstemming met de
werkelijkheid. De wegkosten worden vaak niet volledig door de eige
naar betaald. Dit leidt in fig. 2 tot een verschuiving van het minimum
naar links.
Brengt men op de hier weergegeven wijze een aantal veranderlijke
factoren in rekening, dan kan men globaal voor de meest gewenste
perceelsvorm c 5 aanhouden. Economisch bezien is het betrekkelijk
onverschillig, of men binnen zekere grenzen (c 5 a 8) de percelen
een meer langwerpige vorm geeft, maar dit zal men niet licht doen.
Er is immers bijna steeds aandrang de percelen niet te lang te maken.
Het cijfer 5 is niet als recept bedoeld. Het is verkregen bij de aan
namen in bovenstaande berekeningen verricht. Voor ieder concreet
geval zal men deze berekeningen opnieuw moeten opzetten om aldus
de van geval tot geval wisselende omstandigheden tot uitdrukking te
laten komen.
Tn vorenstaande beschouwingen is vooral aan de vorm (c) aan
dacht gewijd. Fig. 2 laat echter reeds zien, dat vooral ook de perceels
grootte (p) invloed op de met vorm en grootte variabele exploitatie
kosten (31) heeft. In de voor 3/ gegeven formules blijkt deze invloed
duidelijk, v is nagenoeg omgekeerd evenredig met de wortel uit p.
Uitvoerig willen wij hier niet op deze samenhang ingaan. Binnen
een ruilverkaveling is men steeds aan de daarin voorkomende eigen
domsgrootten gebonden. Zo sterk mogelijke samenvoeging van de