22
doorgang door de eigenaar voorwerpen werden geplaatst waardoor de
toegang of onmogelijk werd gemaakt of ernstig belemmerd. In kort
geding had de President de eigenaar van F 1195 reeds bevolen zich
te onthouden van die gedragingen die het verkeer door de poort zouden
belemmeren met toekenning van een dwangsom. Het Hof had een
comparitie van partijen bevolen om deze tot een schikking te bewegen,
wat niet gelukte, waarna het vonnis van de President werd bekrachtigd.
In de akte van vestiging van de erfdienstbaarheid van weg was ook
reeds een boetebepaling opgenomen bij belemmering door de eigenaar
van het gronderf, terwijl een beperking van het recht van weg (733
B.W., dus om met wagens over de weg te gaan) in die akte niet was
te lezen. Ook de H.R. komt tot de conclusie, dat het garagebedrijf op
generlei wijze mag worden belemmerd. Dat daardoor het bedrijf van
de eigenaar van het belaste perceel soms in moeilijkheden komt, had
deze eigenaar kunnen weten. Bij het kopen van dit pand had hij de
bepalingen van het servituut maar beter moeten lezen en niet kopen.
Een klacht, dat het Hof zou hebben beslist, dat in die akte het recht
van weg ruimer is omschreven dan in art. 738 B.W. wordt verworpen
als missende feitelijke grondslag. Het Hof heeft alleen overwogen,
dat het in de akte omschreven servituut is dat van weg zoals de wet
het kent en dat dus voor een autogarage onbelemmerd met auto's van
de uitweg gebruik mag worden gemaakt.
1952/171. Hoge Raad, 21 Maart 1952.
Mag een gemeentelijke verordening in strijd zijn met art. 625 B.W.
en regels van het burenrecht Dit is een vraag die al meer door de
rechterlijke macht onder het oog is gezien.
Een eigenaar werd namens de gemeente op grond van een artikel uit
de plaatselijke Bouw- en Woonverordening aangezegd, dat 15 bomen
staande op de erfafscheiding van een perceel tot op 5 a 6 meter boven
de grond moesten worden ingekort en gesnoeid, omdat zij de toetre
ding van licht en zon voor de omringende woningen belemmerden. Bij
niet voldoen aan de vordering zou de gemeente op kosten van de
eigenaar het werk doen uitvoeren.
De President in kort geding weigerde de eigenaar te hulp te komen
bij deze aantasting van het eigendomsrecht. Ook het Hof was van
dezelfde mening. De eigenaar had hier betwist de geldigheid van het
onderhavige artikel der verordening, omdat het burenrecht (artt. 672-
720 B.W.) met art. 1401 (onrechtmatige daad) deze materie reeds af
doende hebben geregeld. Waarop het Hof overwoog, dat hier een
belang van de openbare orde, gezondheid en zedelijkheid, aan de orde
was, dat de Raad bij verordening mag regelen en deze belangen in de
genoemde wetsartikelen geenszins uitputtend zijn geregeld en art. 625
B.W. de Raad de bevoegdheid geeft bij verordening de eigendom te
beperken als dan maar niet het gebruik geheel weggenomen wordt, wat
hier niet het geval is, terwijl er ook geen strijd is met art. 7r3 B.W.
(hoog opschietende bomen).