31
c. Bij gebruik van lichtdrukmateriaal kan men de werkwijze onder
b genoemd niet toepassen, omdat de structuur van de lichtgevoelige
laag zodanig is, dat de lichtstralen het origineel niet bereiken. Hier
voor is de raster-reflexmethode ontwikkeld. Men gebruikt een zgn.
raster, d.i. een vlak waarin zich een groot aantal kleine openingen be
vinden (15000 per cm2). De lichtgevoelige laag is aangebracht op
zeer dun, glashelder materiaal (diazo-folie). De lichtstralen gaan door
de openingen van de raster, ontleden op die plaatsen de lichtgevoelige
laag, en raken dan het origineel. Waar geen beeld aanwezig is, worden
de stralen diffuus teruggebracht naar de lichtgevoelige laag, waardoor
op die plaatsen ook naast de rasteropening ontleding plaats heeft. Waar
wel een beeld aanwezig is, worden de lichtstralen bijna geheel geabsor
beerd en vindt terugkaatsing dus niet plaats.
Het voordeel van deze raster-reflexmethode is gelegen in het goed
kope lichtdrukmateriaal. Dit voordeel treedt echter slechts op, wanneer
van een document een serie kopieën moet worden vervaardigd, waarbij
van de verkregen diazo-folie door middel van doorlichting afdrukken
worden gemaakt op lichtdrukpapier.
Dat een sterke belichting vereist is, kan als volgt worden verklaard.
De rasteropeningen nemen ongeveer gedeelte van het rasteropper-
vlak in. Aannemende dat de onderlaag van het lichtgevoelige materiaal
10 van het licht absorbeert, wordt in werkelijkheid 20 geabsor
beerd, aangezien de lichtgevoelige laag naar de raster is gekeerd en
het licht deze onderlaag dus tweemaal moet passeren. Verder aan
nemende dat de lichte partijen 60 van het daarop vallende licht
reflecteren, bereikt dus slechts - X - X 60 12 van het door
4 100
de lichtbron uitgezonden licht de lichtgevoelige laag. Het is dan ook
niet te verwonderen, dat deze kopieën in de praktijk vaak minder fraai
zijn dan die genoemd bij de reflexkopie.
Het optische procédé wijkt sterk af van het contactprocédé. Men
kan hierbij reproducties op dezelfde grootte, maar ook vergrotingen en
verkleiningen maken; tevens is men veel minder afhankelijk van de
aard van het origineel. Bij het contactprocédé is wel gebleken, dat
grote hoeveelheden licht nodig zijn om in de contactlagen de chemische
omzetting tot stand te brengen. Hieruit volgt, dat voor het optische
procédé alleen de zilverbeeldvormers ter beschikking staan. In verband
met de verschillende soorten maatveranderingen onderscheidt men drie
onderdelen, nl. de reproductie-fotografie, gelegen tussen 6 a 7 maal
verkleinen en 2 a 3 maal vergroten, de fotomacrografie, waarbij de
foto meer dan 2 a 3 maal zo groot wordt en de fotomicrografie, waarbij
de foto meer dan 6 a 7 maal zo klein wordt als het origineel.
Het vlakdrukprocédé vindt op verschillende manieren toepassing.
Eén daarvan is b.v. de stencil-machine, waarbij thans zelfs fotografi
sche stencils gebruikt worden. Verder het gelatineprocédé, het vloei
stofprocédé en het offsetprocédé. Men kent de directe en de indirecte
methode van het opbrengen van een beeld op een plaat. Direct is o.a.