42 immers voor het lezen van een spoel gewonden worden en opnieuw worden opgewonden. De mogelijkheid van een verkeerd opwinden is zeer groot, hetgeen veel tijdverlies en ergernis met zich mede brengt, vooral ook, omdat het weer in de juiste toestand brengen zonder de film te beschadigen veel vaardigheid vereist. Een ander bezwaar is, dat voor het lezen van de film een vrij omvangrijke apparatuur ver eist is. Deze moet namelijk zo zijn ingericht, dat de film bij het af draaien niet wordt beschadigdtevens moet de film in twee loodrecht op elkaar staande richtingen kunnen worden gelezen, daar het docu ment soms in de lengte, soms in de dwarsrichting wordt opgenomen. Een volgende moeilijkheid is een bepaalde bladzijde te vinden; men dient daarvoor beeld voor beeld in het leesapparaat te bekijken. Men kan immers niet aangeven waar een bepaalde bladzijde zich bevindt. Omdat de lengte van de rolfilm tot 30 meter gaat, is dit bezwaar zeer ernstig. Ook het opbergen van de film levert een groot bezwaar op. Men bergt de film in doosjes of buisjes, die een nummer krijgen, en legt daarbij een kaartsysteem aan, dat naar het nummer verwijst. In vergelijking met het volume van de film zelf gaat er dan toch nog veel ruimte verloren. Ook het aanduiden van de film zelf is moeilijk. Men fotografeert dikwijls als eerste bladzijde een aanduiding, die met het blote oog kan worden onderscheiden. Al deze bezwaren heeft men trachten te ondervangen door het in voeren van een filmstrip, b.v. een filmstrook, bevattende één opname 18 X 24 mm en vijf opnamen 24 X 36 mm. De opname 18 X 24 mm kan dienen voor het nader opgeven van de inhoud van de strook in met het ongewapende oog nog leesbare tekst. Aan de bovenzijde is een ruimte uitgespaard, waar een met het blote oog leesbare tekst kan worden aangebracht. De filmstroken worden dakpansgewijs opge borgen in mappen, waarop ruimte is voor het aantekenen van bijzonder heden. Het systeem van de filmstrips biedt enkele voordelen, nl. ie ieder beeldje is eenvoudig op te zoeken; 2e indien een strip ver wijderd is, valt dit dadelijk ophet opbergen wordt dus vergemakke lijkt en fouten worden voorkomen; 3e het aantal beelden op één strook is gering, zodat enige personen tegelijk de strips van een en dezelfde map kunnen raadplegen. De filmstrip is dus reeds een be langrijke stap vooruithet aantal beelden is echter te beperkt. Zoekende naar mogelijkheden dit bezwaar op te heffen, is men ge komen tot de microkaart, die enige ontwikkelingsstadia heeft door lopen. Om niet te veel in finesses af te dalen, wil ik volstaan met de bespreking van de microkaart, zoals deze ontwikkeld is door Dr. J. Goebel, thans verbonden aan de N.V. Nederlandse Documentrepro ductie te 's-Gravenhage. In het kort kan het microkaartsysteem om schreven worden als een fotomicrografische methode, waarbij het te fotograferen materiaal zeer sterk verkleind wordt opgenomen op kaartjes van het internationale bibliotheekformaat 7,5 X 12,5 cm of op het formaat 9 X 12 cm. In een uitgebreid archief zijn deze kaarten naar mijn mening iets te kleinik zou de voorkeur geven aan een for-

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1953 | | pagina 44