RECHT EN ADMINISTRATIE Perceelsvorm en -grootte, mede in verband met de weglengte. Een verkavelingsstudie. Prof. Ir. F. HELLINGA en lr. R. MARIS resp. hoogleraar aan de Landbouwhogeschool te Wageningen en landbouwkundig ingenieur te Wageningen i. Inleiding en probleemstelling Er bestaat een verband tussen de uitgestrektheid van het wegenstelsel (uitgedrukt als weglengte-cijfer in m/ha) enerzijds, en de vorm en grootte van de percelen anderzijds. Dit ligt voor de handkan men grote kavels vormen, dan heeft men weinig wegen nodig, terwijl toch elke kavel aan de weg belendt, welke eis voorkomt in art. 16 van de Ruilverkavelingswet 1938. Het doel van het hier weergegeven onderzoek is vooralsnog beperkt tot een theoretische studie van de weglengte in een verkaveling. De mogelijkheid lijkt aanwezig, door voortzetting van dit onderzoek tot conclusies te komen die van belang kunnen zijn voor de opbouw van het wegenstelsel in ruilverkavelingen. Het probleem van de gewenste weglengte is in wezen wanneer het beperkt wordt tot landbouwwegen een rentabiliteitsvraager moeten zoveel wegen worden aangelegd, dat de marginale uitgaven (voor aanleg en onderhoud van de wegen) gelijk zijn aan de te ver wachten marginale ontvangsten (uit de meer-opbrengst ten gevolge van betere exploitatiemogelijkheden van de percelen). Drie aspecten doen zich hierbij voor: a. Een wegenbouwkundig aspectwenst men een minder dicht wegen net, dan worden hogere eisen gesteld aan de hoedanigheid van de wegen, want op de weinige wegen zal dan een hogere verkeersfre- quentie optreden. De vraag doet zich voor, aan welke verkeerseisen de verschillende wegen moeten voldoen en van welke hoedanigheid (breedte, verharding, enz.) zij dus moeten zijn. Een onderzoek hier omtrent is zeer gewenstwij gaan echter op deze vraag hier niet in. b. Een landbouwkundig aspect is gelegen in de vraag: welke per ceelsvorm is optimaal (bezien van uit bedrijfstechnisch oogpunt) en van welke factoren is deze dan afhankelijk (bijv. grondsoort, grond gebruik, trekkracht) c. Een economisch aspect: maakt men de percelen zeer lang, dan zal men weinig wegen nodig hebben. Het gunstigste geval ligt daar, waar de som (F) 1) van de kosten voor aanleg en onderhoud van wegen Ken de exploitatiekosten, voor zover deze met perceelsgrootte en -vorm samenhangen (y), zo gering mogelijk is. 1) Voor de betekenis van deze en verdere symbolen zij verwezen naar pag. 15.

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1953 | | pagina 5