69 dend, is de gemiddelde personeelsbezetting ongeveer als door de streep- lijn in de grafiek is aangegeven. Hoewel in de grafische voorstelling duidelijk het nauwe verband tussen het inwonertal en de personeelssterkte naar voren komt, is dit inwonertal natuurlijk niet de enige bepalende factor voor de personeels sterkte. Het zou bijvoorbeeld aan te bevelen zijn de personeelsbezetting ook te vergelijken met de hoeveelheid werk die wordt bepaald door het jaarlijks binnengekomen aantal acte- en controleursposten, maar omdat deze laatste gegevens over een zo lange periode niet beschikbaar zijn, moest hiervan worden afgezien. Ook het aantal nieuw gevormde per celen is een maatstaf. Steekproeven uit het aantal nieuw gevormde per celen wijzen er ook op, dat de hoeveelheid werk is toegenomen, maar niet in dezelfde mate als de personeelsbezetting. Een verschil in groei dat weer in andere richting werkt, wordt ver oorzaakt door de grotere nauwkeurigheid die de maatschappij door de toenemende bevolkingsdichtheid in de loop der jaren voor de vast legging en registrering van de eigendommen is gaan eisen, waardoor het kadaster meer en meer is geëvolueerd in de richting van een eigen domsadministratie. Een simpele vergelijking van de metingen zoals die blijken uit de veldwerken uit de jaren omstreeks 1890, met die van de laatste decennia, zou doen vermoeden, dat zelfs bij een gelijk gebleven hoeveelheid werk de personeelsbezetting vrij veel meer toegenomen zou moeten zijn dan in de grafiek is aangegeven. Dat dit in feite niet het geval is geweest, moet voor een deel worden gezocht in de geleidelijke teruggang van de werkzaamheden uitsluitend verricht ten behoeve van de regeling der grondbelasting, en voor een ander deel in verbeteringen die in de twintigste eeuw in de organisatie en de werkmethoden van de landmeetkundige dienst zijn aangebracht en waartoe behoren 1. de verbeterde recrutering en opleiding van het personeel (op dit punt zal onder het hoofd „recrutering en opleiding" op blz. 71 nader worden ingegaan) 2. de invoering in 1923 van het zogenaamde districtenstelsel, waarbij iedere landmeter werd belast met alle voorkomende metingen binnen een vaste kring van gemeenten, terwijl hem voor de afwerking vaste tekenaarsassistentie werd toegewezenhet districtenstelsel vond bij het personeel veel instemming en het heeft in het algemeen de arbeidsprestaties gunstig beïnvloed 3. de invoering van het instituut van hoofden van bureau, waardoor meer eenheid in de werkmethoden en meer gelijkmatigheid in de af doening van de werkzaamheden werd nagestreefdde instelling van hoofden van bureau is min of meer als een correctie op het distric tenstelsel te beschouwen, waarbij elke landmeter baas in eigen huis was en de dienst naar eigen inzichten behandelde; nadat in 1931 in Maastricht en in 1933 in Eindhoven een proef was begonnen, werden in 1935 alle bureau's geplaatst onder leiding van een hoofd, waaraan niet alleen de tekenaars, maar ook de landmeters werden toegevoegd 4. de vermindering van het aantal ingenieurs-verificateur van 11 op 4

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1953 | | pagina 17