75 Tegen de recrutering van de veldassistenten uit de tekenaars rees intussen verzet bij vele leden van de Vereniging voor Kadaster en Landmeetkunde, bij Mr. Best (1932) en bij Fortuin (1933), wélke laatste het probleem uit een niet-kadastraal oogpunt aan een beschou wing onderwierp. Het bestuur van de Vereniging voor Kadaster en Landmeetkunde diende in October 1932 en bij herhaling in December 1934 een memorie in bij het Departement van Financiën om ook een proef te nemen met jongelui die geen tekenaar waren, maar bijvoorbeeld alleen het Mulo diploma bezaten. Voorts belegde dit bestuur in Maart 1933 te Deven ter een conferentie met de landmeters die belast waren met de opleiding van metende tekenaars. Uit de gevoerde discussie kon geen algemene conclusie worden getrokken, tenzij deze, dat het aanbeveling verdiende de tekenaar op jongere leeftijd het veld in te sturen en dat een betere opleiding gewenst was. Te veel tekenaars prefereerden de velddienst alleen om het financiële voordeel. Men zag vrij algemeen in, dat er voor de veldassistent geen taak lag in het opmeten van gewone acte- posten en in opdrachten voor particulier werk. Zoals O. J. Jonas (1935), voorzitter van de Vereniging voor Ka daster en Landmeetkunde, in de algemene vergadering van deze Ver eniging van 1935 memoreerde, voerde deze laatste gedachtengang reeds jarenlang bij vakgenoten de boventoon. Hij verwees daar naar een rede die Prof. Schermerhorn in 1931 voor de Vereniging had ge houden en die daarin vaststelde dat „men langs deze weg het voordeel heeft, dat de veldassistent automatisch op een toelaatbare plaats terecht komt nl. in systematische nieuwe metingen en niet als tweederangs landmeter tegenover het publiek, dat om de activiteit en het gezag vraagt van iemand die ver boven zijn stof staat en zichzelf en ook het publiek heeft leren leiden". Jonas noemde verder de verhandeling van de landmeter Smit (1930), die daarin naar voren bracht, dat alleen bij een goede technische grond slag een veldassistent op zijn plaats was. Nadat bij ministeriële resolutie van 14 December 1934 de mogelijk heid werd geopend per kantoor een of meer tekenaars, belast met het verrichten van veldwerkzaamheden, te plaatsen, richtte het bestuur van de Vereniging voor Kadaster en Landmeetkunde zich op 6 April 1936 tot het Ministerie van Financiën met het verzoek, voorschriften te willen geven over de werkzaamheden van de veldassistenten. Aan dit verzoek werd voldaan bij besluit van 18 Juni 1936, dat voorschreef: „de landmeters dragen er zorg voor, dat de met het verrichten van eenvoudige veldwerkzaamheden belaste tekenaars (veldassistenten) in het algemeen geen be sprekingen voeren met het publiek en zich in het bijzonder onthouden van: 1. het ontvangen van inlichtingen omtrent nieuwe grenzen, evenals van de daaruit voortvloeiende verzekering van deze gegevens op het terrein; 2. het verrichten van grensaanwij zingen 3het verrichten van delimitation". De Vereniging van Tekenaars van het Kadaster en der Domeinen was met het instituut van de metende tekenaar uiteraard zeer inge-

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1953 | | pagina 23