87
meter van de Technische Hogeschool in Stockholm. De studie aan
deze hogeschool duurt 4^2 jaar.
De candidaten voor meettechnicus moeten geslaagd zijn voor het
„realexamen" dat te vergelijken is met het Nederlandse Mulo
examen alvorens zij kunnen deelnemen aan de eenjarige cursus,
die onder auspiciën van het kadaster wordt gehouden. Het voorstel
deze cursus uit te breiden tot een tweejarige zal dit jaar (1952) door
de volksvertegenwoordiging in behandeling worden genomen.
f. Zwitserland
Het probleem van de personeelsformatie bij de landmeetkundige
dienst in Zwitserland dateert reeds van 1 Januari 1912, toen het
nieuwe burgerlijk wetboek werd ingevoerd. In dit nieuwe B.W. werd
onder meer voorgeschreven de instelling van een uniform grondboek
voor geheel Zwitserland, hetgeen tot gevolg had, dat bijna het gdhele
land moest worden hermeten. Teneinde de uitvoering van de hiervoor
vereiste werkzaamheden zo goed mogelijk te doen slagen, stelde de
Bondsregering in 1913 een reglement op, waarin werd bepaald, dat
voor het verkrijgen van het „Grundbuchgeometerpatent" de candidaat
in het bezit moest zijn van een einddiploma van een middelbare school
(H.B.S. of Gymnasium), moest voldoen aan een theoretisch en een
practisch examen, dat zou worden afgenomen door een speciaal daar
voor ingestelde commissie, en vervolgens twee jaar, waarvan 18 maan
den bij de gewone dienst, practisch werkzaam moest zijn geweest.
Als gevolg hiervan ontstonden aan de Technische Hogeschool te
Zürich en aan de universiteiten te Freiburg (tot 1915en Lausanne
studierichtingen voor landmeter. Terwijl de duur der studie in de loop
der jaren van 5 resp. 4 semesters uitgroeide tot 8, werd in 1941, onder
andere door de ontwikkeling der ruilverkaveling, de studie voor land
meter aan de T.H. te Zürich gesplitst in twee richtingen, nl. één voor
cultuurtechnisch- en één voor geodetisch-ingenieur.
Ter verkrijging van het „Grundbuchgeometerpatent" moet de af
gestudeerde sinds 1933 noS slechts voldoen aan het hiervoor genoemde
practische examen. Is hij hiervoor geslaagd, dan kan hij in eigen land
een keuze doen uit de volgende drie mogelijkheden
1. een particulier bureau oprichten;
2. toegevoegd landmeter aan een particulier bureau worden;
3. in overheidsdienst treden.
Door de invoering van het grondboek en de hogeschoolopleiding der
landmeters ontstond tegelijkertijd in de practijk de behoefte aan een
uitgebreidere assistentie, zowel te velde als ten kantore. Uit de reeds
bestaande hulpkracht ontwikkelde zich de „Vermessungstechniker",
die daartoe uitsluitend een practische opleiding aan een landmeetkun
dig bureau had genoten. Doordat er voor deze opleiding en voor de
werkzaamheden die de Techniker mocht verrichten geen enkele rege-
ling bestond, ontstond weldra de toestand, dat aan sommige landmeet
kundige bureau's veel te veel werkzaamheden aan het lagere personeel