88
werden overgelaten. Reeds in 1918 besloten de kantons Freiburg,
Waadt, Wallis, Neuchatel en Genève aan deze ongewenste toestand
een eind te maken door het instellen van exameneisen voor Techniker
met daaraan verbonden een lijst van werkzaamheden die door dit per
soneel mochten worden verricht.
Toen jaren later, mede op aandringen van de landmetersvereniging,
de Bondsregering plannen beraamde om dit initiatief der kantons over
te nemen, kwam als reactie hierop een verzoek van de vereniging van
Vermessungstechniker om de bestaande wet, die bepaalt dat metingen
voor het grondboek slechts kunnen worden uitgegeven aan Grundbuch-
geometer, zodanig uit te breiden, dat ook de gediplomeerde Techniker
zelfstandig opdrachten zouden kunnen uitvoeren. Als studieplan werd
in dit verzoek voorgesteld een driejarige leertijd aan een bureau met
een theoretische opleiding aan een vakschool. Daarop zou moeten vol
gen een opleiding van 4 semesters aan een „Technikum" alsmede één
jaar practijk. De aldus gevormde Techniker zou alle werkzaamheden
mogen verrichten met uitzondering van die der fotogrammetrie en der
triangulatie IVe orde. Ter argumentering van het verzoek werd naar
voren gebracht dat
1. de metingen reeds voor 50 tot 100 door de Techniker werden
gedaan
2. de Techniker een goedkopere kracht is dan de landmeter;
3. het aantal geodetische studenten te gering was om de hermetingen
en de werkzaamheden voor de bijhouding in de toekomst te kun
nen uitvoeren.
De Bondsraad beschikte afwijzend op het verzoek, maar zegde toe,
dat spoedig een regeling zou volgen voor de opleiding, de examen
eisen en de werkzaamheden (Protokoll der Sitzung des Schweiz. Bun-
desrates vom 26. Sept. 1932).
De verwerping van het verzoek werd als volgt geargumenteerd
Het Bondsvoorschrift, dat alleen landmeters opdrachten voor me
tingen mogen ontvangen, is ingesteld om er zeker van te zijn, dat de
werkzaamheden die een ambtelijk karakter dragen en de grondslag
vormen voor het grondboek, worden uitgevoerd door personeel dat
krachtens opleiding de metingen kan leiden, de belangrijkste werk
zaamheden zelf kan uitvoeren, over de andere metingen toezicht kan
houden en tenslotte de verantwoording kan dragen voor het geheel.
In het openbare leven heeft de landmeter een grondige algemene ont
wikkeling nodig.
De gedachte, dat het werk duurder zou zijn, indien het wordt uit
gevoerd door beter opgeleide krachten met een hoger salaris, is niet
juist, omdat een betere opleiding leidt tot een rationelere werkmethode.
De opgedane ervaring is uitstekend en het werk te belangrijk om een
„Patent" te verbinden aan een lagere opleiding.
Slechts die werkzaamheden die onder het routinewerk kunnen wor
den gerangschikt, kunnen door hulppersoneel worden uitgevoerd. Dat
het hulppersoneel 50 tot 100 van alle werkzaamheden reeds zou
verrichten, is sterk overdreven en niet in overeenstemming met de
werkelijkheid.