90 1947 (bijlage 3, biz. 94) zijn opgenomen, mag de tekenaar 49 en de volledige Techniker 73 uitvoeren. De overige werkzaamheden moe ten door de landmeter worden verricht. Hierbij dient er de nadruk op gelegd te worden, dat hetgeen door het lagere personeel mag worden verricht nog niet noodzakelijkerwijs door deze categorie moet worden uitgevoerd. De beslissing hierin wordt geheel overgelaten aan de land meter, die binnen de bepalingen van de „Weisungen" geval voor geval beoordeelt, welk werkgedeelte hijzelf zal uitvoeren en welk deel aan deze of gene tekenaar of Techniker kan worden opgedragen. Door de nieuwe „Weisungen" wordt bereikt, dat aan de kwaliteit door afschuiving van werk op lager personeel niet kan worden ge tornd en dat door taakverdeling zo goed mogelijk aan de eisen van de economie wordt voldaan. Ook de particuliere landmeters zullen de kwaliteit van het werk niet kunnen verwaarlozen, omdat zij hierin afhankelijk zijn van de goedkeuring van hun opdrachtgevers de gemeenten die de grondboekmetingen telkens om de drie jaren bij raadsbesluit opnieuw uitgeven. De Techniker is niet uitsluitend een metend ambtenaar. Aan het ene bureau heeft de leidinggevende landmeter de werkzaamheden zo ver deeld, dat de Techniker veel buitenwerk heeft, aan een ander kantoor zodanig, dat hij veel kantoorwerk verricht. De tekenaar die zich voor Techniker gaat bekwamen, zal daarom naar die bureau's solliciteren waar hem het werk het beste aanstaat. Howel de tegenwoordige Techniker in hoofdzaak in de practijk is gevormd, wordt hij beschouwd als een middelbare kracht. Hij mag vele werkzaamheden verrichten, echter uitsluitend onder leiding van een landmeter, die verantwoordelijk is voor het werk. De Techniker heeft in het Zwitserse systeem goede kansen, niet omdat hij goedkoper is dan de toegevoegde landmeter (dit verschil is te gering), maar omdat hij door zijn opleiding een bepaald bureau vol ledig kent en meestal ook aan dat bureau blijft verbonden, terwijl de landmeter na voldoende practijkjaren veelal zal trachten zich zelf standig te vestigen. De chef-landmeter van een bestaand bureau heeft daarom meer profijt van het in opleiding nemen van een Techniker dan van een landmeter, tenzij hij geen opvolger heeft en zich associeert met de jonge landmeter die dan later het bureau van hem overneemt. Voor de controle zijn de werkzaamheden meestal zo verdeeld, dat het gemetene door een ander wordt afgewerkt. In het algemeen vormt het landmeetkundig bureau in Zwitserland een werkgemeenschap met een prettige teamgeest, waar het personeel tracht zoveel en zo goed mogelijk werk te leveren en waar de mede werkenden worden gewaardeerd en betaald naar prestatie. De personeelsbezetting van alle landmeetkundige bureau's in Zwit serland was in 1932 413 landmeters (292 particulier, 121 in overheidsdienst) 231 Techniker (200 51 102 tekenaars (55 47 131 leerlingen (122 9

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1953 | | pagina 38