91
In totaal dus 413 landmeters en 484 man lager personeel (377 par
ticulier, 107 in overheidsdienst).
In 1949: 460 landmeters (310 particulier, 150 in overheidsdienst)
en ongeveer 700 man lager personeel.
Het in verhouding toegenomen aantal hulpkrachten is een gevolg
van de zich uitbreidende werkzaamheden op cultuurtechnisch gebied
en het met kracht ter hand nemen van de hermetingen op het platteland.
De personeelsverhouding aan de gemeentelijke bureau's in de ste
den is gemiddeld ongeveer als 1 landmeter: 1 Techniker of tekenaar.
Dat de steden minder hulpkrachten in dienst hebben dan de particu
liere bureau's, komt in de eerste plaats hierdoor, dat de steden alle
reeds zijn hermeten en dat in vergelijking met de hermetingen bij de
bijhoudingsdienst minder lager personeel, dat geen aanwijzing in ont
vangst mag nemen, kan worden gebruikt. De steden nemen bovendien
eerder een landmeter in dienst dan de particuliere bureau's, omdat
de hoge bodemwaarde in de stad een grotere nauwkeurigheid van de
metingen vereist en het toch reeds vrij geringe verschil in salaris van
de landmeter en de Techniker voor de bijhouding meestal wordt teniet
gedaan door de rationelere werkwijze van de academicus. In dit ver
band wordt verder verwezen naar hetgeen reeds is vermeld over de
voorkeur van de particuliere landmeter voor de door hemzelf opgeleide
Techniker.
Verwacht wordt, dat als het platteland mettertijd hermeten zal zijn,
ook daar minder hulpkrachten werkzaam zullen blijven.
Als voorbeeld volgt hier de huidige personeelsbezetting aan de ge
meentelijke bureau's in de steden Zürich (met ca. 340.000 inwoners)
en St. Gallen (met ca. 70.000 inwoners).
Zürich1 chef landmeter, 1 plaatsvervangend chef landmeter, 7 toege
voegde landmeters, 8 Techniker en 1 rekenaar.
St. Gallen: 1 chef landmeter, 1 toegevoegd landmeter, 2 Techniker en
1 tekenaar.
In 1945 was het salaris van
de toegevoegd landmeter fr. 500 -850,
de Techniker fr. 400 720,
de tekenaar fr. 220 400 per maand, eventueel
met een aandeel in de winst op de particuliere bureau's.
Geraadpleegde literatuur:
Baltensperger, J. (1930) Die Grundbuchvermessung der Schweiz.
25 Jahre Grundbuchvermessung.
Eidgenossisches Volkswirtschaftsdepartement (6. Dez. 1947)
Reglemente über die Lehrlingsausbildung und Lehrab-
schlussprüfung im Berufe des Vermessungszeichners.
Eidgenossisches Justiz und Polizeidepartement (Marz 1946)
Weisungen betreffend die Verwendung des Personals
bei Grundbuchvermessungen.
Schweizerische Zeitschrift für Vermessung und Kulturtechnik
jg. 1927, 1928, 1930, W. Fisier: Die Hilfskraftefrage.
jg. 1932Entscheid des Schweizerischen Bundesrates
auf die Eingabe des Verbandes Schweizeri
schen Vermessungstechniker.